ТОП просматриваемых книг сайта:
Het Urantia Boek. Urantia Foundation
Читать онлайн.Название Het Urantia Boek
Год выпуска 0
isbn 9789090111513
Автор произведения Urantia Foundation
Жанр Религия: прочее
Издательство Ingram
2:2.2 (35.6) Er schuilt een finale volledigheid en volmaakte vervuldheid in de mandaten van de Vader. ‘Wat God doet zal eeuwig zijn; niets kan daaraan worden toegevoegd en niets daarvan afgedaan.’ De Universele Vader komt nooit terug op zijn oorspronkelijke voornemens die wijs en volmaakt zijn. Zijn plannen zijn onwrikbaar, zijn raadsbesluiten onveranderlijk, zijn daden goddelijk en onfeilbaar. ‘Duizend jaren zijn in zijn ogen niet meer dan de dag van gisteren wanneer deze voorbijgegaan is, en als een nachtwake.’ De volmaaktheid van goddelijkheid en de grootsheid der eeuwigheid gaan de volledige bevatting van het begrensde verstand van de sterveling voor altijd te boven.
2:2.3 (36.1) De reacties van een onveranderlijke God lijken in de uitvoering van zijn eeuwig voornemen wellicht te variëren overeenkomstig veranderingen in de houding van de denkende wezens die hij heeft geschapen en overeenkomstig verschuivingen in hun bewustzijn; dat wil zeggen, zij kunnen ogenschijnlijk en oppervlakkig variëren, maar onder het oppervlak en achter alle uiterlijke manifestaties is het onveranderlijke voornemen, het eeuwige plan van de eeuwige God, altijd aanwezig.
2:2.4 (36.2) Buiten in de universa moet volmaaktheid noodzakelijkerwijs een relatieve term zijn, maar in het centrale universum en speciaal op het Paradijs, is volmaaktheid onvermengd en in bepaalde fasen zelfs absoluut. Manifestaties van de Triniteit variëren het aan de dag treden der goddelijke volmaaktheid, maar verminderen deze niet.
2:2.5 (36.3) Gods oorspronkelijke volmaaktheid bestaat niet in een rechtvaardigheid die hij aangenomen heeft, maar veeleer in de inherente volmaaktheid van de goedheid van zijn goddelijke natuur. Hij is finaal, compleet en volmaakt. Niets ontbreekt er aan de schoonheid en volmaaktheid van zijn rechtvaardig karakter. Het gehele ontworpen plan van levende bestaansvormen op de werelden in de ruimte draait dan ook om het goddelijk voornemen om alle wilsschepselen te verheffen tot de hoge bestemming dat zij ervaren deel te hebben aan de volmaaktheid van de Paradijs-Vader. God is noch egocentrisch, noch eenzelvig: hij schenkt zich onophoudelijk aan alle schepselen in het ontzaglijke universum van universa, die zelf-bewust zijn.
2:2.6 (36.4) God is eeuwig en oneindig volmaakt, hij kan persoonlijk, als een eigen ervaring, geen onvolmaaktheid kennen, maar wel deelt hij de bewustheid van alle ervaring van onvolmaaktheid van alle worstelende schepselen in de evolutionaire universa van alle Schepper-Zonen uit het Paradijs. De persoonlijke, bevrijdende aanraking van de God der volmaaktheid overschaduwt het hart van al die sterfelijke schepselen die het universum-niveau van moreel onderscheidingsvermogen hebben bereikt, en brengt hun natuur in zijn circuit. Op deze wijze, en ook door de contacten van de goddelijke tegenwoordigheid, neemt de Universele Vader daadwerkelijk deel in de ervaring met onrijpheid en onvolmaaktheid in de zich ontwikkelende loopbaan van ieder moreel wezen in het ganse universum.
2:2.7 (36.5) Menselijke beperkingen, potentieel kwaad, maken geen deel uit van de goddelijke natuur, maar de ervaring van de sterveling met het kwaad en al ’s mensen betrekkingen daartoe, zijn zeer zeker een onderdeel van de zich steeds uitbreidende zelfverwerkelijking van God in de kinderen der tijd — schepselen met morele verantwoordelijkheid, geschapen of tot ontwikkeling gebracht door iedere Schepper-Zoon die uit het Paradijs is uitgegaan.
3. Gerechtigheid en Rechtvaardigheid
2:3.1 (36.6) God is gerecht, derhalve is hij rechtvaardig. ‘De Heer is rechtvaardig in al zijn wegen.’ ‘“Ik heb niet zonder reden gedaan al hetgeen ik gedaan heb,’ spreekt de Heer.” ’ ‘Des Heren oordelen zijn in alle opzichten waarachtig en rechtvaardig.’ De gerechtigheid van de Universele Vader kan niet worden beïnvloed door de daden en verrichtingen van zijn schepselen, ‘want bij de Heer, onze God, is geen ongerechtigheid, geen aanzien des persoons, noch aanneming van geschenken.’
2:3.2 (36.7) Hoe zinloos is het zulk een God op een onvolwassen wijze te smeken zijn onveranderlijke decreten te modificeren, zodat wij de rechtmatige gevolgen van de werking van zijn wijze natuurwetten en rechtvaardige geestelijke mandaten kunnen ontlopen! ‘Vergis u niet, God laat niet met zich spotten. Want wat een mens zaait, zal hij ook oogsten.’ Wel is waar dat deze goddelijke gerechtigheid steeds wordt getemperd door barmhartigheid, zelfs in het geval dat de vruchten van verkeerd handelen naar gerechtigheid geplukt moeten worden. De oneindige wijsheid is de eeuwige scheidsrechter die in iedere omstandigheid bepaalt in welke verhouding gerechtigheid en barmhartigheid zullen worden toegemeten. De grootste straf voor wandaden en opzettelijke opstand tegen het bestuur van God (in werkelijkheid een onontkoombaar gevolg hiervan) is verlies van bestaan als individueel onderdaan van dat bestuur. Het uiteindelijke resultaat van de volledige overgave aan zonde is vernietiging. Per slot van rekening hebben de individuen die zich met zonde hebben vereenzelvigd, dan zichzelf vernietigd doordat zij door hun omhelzing van de ongerechtigheid geheel onwerkelijk zijn geworden. Het feitelijke verdwij-nen van zo’n geschapen wezen wordt echter altijd uitgesteld, totdat geheel is voldaan aan de regels voor de rechtspleging die in het betrokken universum van toepassing zijn.
2:3.3 (37.1) Het bevel tot beëindiging van het bestaan wordt gewoonlijk gegeven tijdens de berechting van een gebied of gebieden aan het eind van een dispensatie of tijdvak. Op een wereld als Urantia gebeurt dit aan het eind van een planetaire dispensatie. Dan kan het mandaat tot beëindiging van het bestaan worden gegeven door coördinatieve actie van alle bevoegde rechtscolleges, van de planetaire raad en de gerechtshoven van de Schepper-Zoon, tot en met de vonniswijzende rechtbanken van de Ouden der Dagen. Het mandaat tot ontbinding gaat uit van de hoogste gerechtshoven van het superuniversum, wanneer de aanklacht, oorspronkelijk ingediend op de wereld waar de overtreder verblijfhoudt, steeds opnieuw is bekrachtigd. Wanneer het vonnis tot vernietiging tot in hoogste instantie is bekrachtigd, wordt het vervolgens voltrokken door een rechtstreekse handeling van de rechters die verblijfhouden op, en werken vanuit, het hoofdkwartier van het superuniversum.
2:3.4 (37.2) Wanneer dit vonnis in laatste instantie wordt bekrachtigd, wordt het wezen dat zich met zonde had vereenzelvigd ogenblikkelijk alsof het nooit had bestaan. Er is geen opstanding uit dit lot: het is eeuwigdurend. De levende energiefactoren der identiteit worden door de transformaties van de tijd en de metamorfosen van de ruimte ontbonden in het kosmische potentieel waaruit ze eens tevoorschijn waren gekomen. Wat de persoonlijkheid van het ongerechtige individu betreft, deze wordt beroofd van een blijvend levensvoertuig doordat het schepsel niet die keuzen heeft gedaan en niet die finale beslissingen heeft genomen, die het verzekerd zouden hebben van eeuwig leven. Wanneer het met hem verbonden bewustzijn vasthoudt aan zonde, en als dit culmineert in een volledige vereenzelviging met ongerechtigheid, dan wordt deze geïsoleerde persoonlijkheid na de beëindiging van het leven en de kosmische ontbinding, geabsorbeerd in de alziel der schepping en wordt zij een deel van de evoluerende ervaring van de Allerhoogste. Zij zal nooit opnieuw als een persoonlijkheid verschijnen: de identiteit van deze persoonlijkheid wordt alsof zij nooit had bestaan. In het geval van een persoonlijkheid bij wie een Richter heeft ingewoond, overleven de experiëntiële geest-waarden in de realiteit van de Richter die blijft bestaan.
2:3.5 (37.3) In iedere universum-krachtmeting tussen actuele niveaus van werkelijkheid, zal de persoonlijkheid van het hogere niveau uiteindelijk zegevieren over de persoonlijkheid van het lagere niveau. Deze onontkoombare afloop van universum-controversen is inherent aan het feit dat de goddelijkheid van ieder wilsschepsel gelijk is aan zijn graad van realiteit of actualiteit. Onvermengd kwaad, volledige dwaling, opzettelijke zonde en volslagen ongerechtigheid werken krachtens hun aard automatisch zelfvernietigend. Gedrag van dergelijke aard, dat in kosmische zin onwerkelijk is, kan in het universum alleen voortbestaan doordat het uit barmhartigheid tijdelijk wordt getolereerd, in afwachting van het in werking treden van de mechanismen der universum-rechtbanken die beslissen wat recht en billijk is. En deze rechtbanken wijzen rechtvaardige vonnissen.
2:3.6 (37.4) De regering van de Schepper-Zonen in de plaatselijke universa is een scheppend en vergeestelijkend bewind. Deze Zonen wijden zich aan de effectieve uitvoering van het Paradijs-plan voor de progressieve opklimming van stervelingen en aan de rehabilitatie van opstandigen en degenen die kwaad beramen, maar wanneer al deze liefdevolle pogingen definitief en voor altijd worden verworpen, wordt het finale vonnis tot ontbinding uitgevoerd door eenheden die handelen onder de jurisdictie van de Ouden der Dagen.
4. De goddelijke