Скачать книгу

on>

      

      Inhoudsopgave

       Colofon 3

       Hoofdstuk 1 – januari 1949 4

       Hoofdstuk 2 – zomer 1947 9

       Hoofdstuk 3 – februari 1949 14

       Hoofdstuk 4 – 25 juni 1941 18

       Hoofdstuk 5 – zomer 1947 23

       Hoofdstuk 6 – zomer 1947 29

       Hoofdstuk 7 – eind augustus 1941 33

       Hoofdstuk 8 – februari 1949 38

       Hoofdstuk 9 – zomer 1947 43

       Hoofdstuk 10 – begin december 1941 51

       Hoofdstuk 11 – einde zomer 1947 58

       Hoofdstuk 12 – zomer 1949 64

       Hoofdstuk 13 – juli 1944 71

       Hoofdstuk 14 – einde zomer 1947 77

       Hoofdstuk 15 – zomer 1949 84

       Hoofdstuk 16 – zomer 1949 93

       Hoofdstuk 17 – herfst 1949 102

       Hoofdstuk 18 – begin september 1949 110

       Hoofdstuk 19 – november 1949 118

       Hoofdstuk 20 – zomer 1952 126

       Hoofdstuk 21 – begin november 1949 131

       Hoofdstuk 22 – november 1949 138

       Hoofdstuk 23 – begin november 1949 145

       Hoofdstuk 24 – kerstmis 1949 153

       Hoofdstuk 25 – 5 maart 1953 158

       Hoofdstuk 26 – november 1949 165

       Hoofdstuk 27 – augustus 1988 171

       Hoofdstuk 28 – maart 1953 175

       Hoofdstuk 29 – november 1949 181

       Hoofdstuk 30 – 23 augustus 1989 186

       Hoofdstuk 31 – januari 1991 190

       Hoofdstuk 32 – januari 2001 198

      Colofon

      Alle rechten op verspreiding, met inbegrip van film, broadcast, fotomechanische weergave, geluidsopnames, electronische gegevensdragers, uittreksels & reproductie, zijn voorbehouden.

      © 2022 novum publishing

      ISBN drukuitgave: 978-3-99107-916-3

      ISBN e-book: 978-3-99107-917-0

      Lectoraat: Daphne Hoebée

      Vormgeving omslag: Alexvu, Gibsonff, Zdasiuk, Siarhei Kazlou | Dreamstime.com

      Omslagfoto, lay-out & zetting: novum publishing

       www.novumpublishing.nl

      Hoofdstuk 1 – januari 1949

      Langzaam gingen zijn ogen open. Hij was al een tijdje wakker maar had nog niet de moed gehad om de dagdagelijkse ellende te overschouwen. Terwijl zijn ogen langzaam de al te vertrouwde muren van de krappe cel aftastten, ontsnapte een diepe zucht aan Arvydas’ lippen. Buiten was het nog aardedonker maar in de cel brandde dag en nacht een peervormig lampje. Zijn blaas was ondertussen gewend geraakt aan het ochtendpatroon. Eén keer per dag mochten ze naar het toilet. Om exact zes uur ’s morgens openden enkele norse Sovjets de celdeur en mochten ze de cel verlaten om het lange gangpad naar de toiletten af te wandelen. De rest van de dag moesten ze gebruik maken van de ijzeren emmer die in een hoekje van de cel prominent geurend stond te roesten. Aangezien Arvydas niet bepaald happig was op het gebruik van de emmer terwijl de vijf paar doffe ogen van zijn celgenoten hem aanstaarden, had hij zijn biologische klok ingesteld op kwart voor zes.

      Terwijl hij de realiteit trachtte te aanvaarden, bonsde zijn hoofd. Voorlopig was hem “de ondervraging” nog bespaard gebleven en had hij “het voorstel” nog niet gekregen, maar de spanning begon zijn tol te eisen. Steeds op dezelfde plek voelde hij de pijn kloppen. “Spanningshoofdpijn,” gromde hij en hij begon zijn nek langzaam van links naar rechts te bewegen. Hij ging rechtop zitten en zag dat de anderen nog lagen te slapen. Op de grond uiteraard want matrassen, laat staan bedden, gunden de Sovjets hun niet. Vytautas lag te snurken. Zijn nieuwe vriend vertoefde nog even in andere oorden. Misschien ergens in de veilige bossen buiten Vilnius die de partizanen als hun thuis beschouwden. Misschien lag hij in de armen van zijn boerenvrouw op hun boerderij die door de Sovjets nog niet was ingelijfd in het systeem van de kolchozen. Arvydas bewoog zijn benen en voelde hoe het bloed zijn stramme spieren folterde. Wat zou de dag brengen? In het beste geval kende die hetzelfde monotone verloop als dat van de voorbije dagen. In het slechtste geval maakte het NKVD-hoofdkwartier zijn beruchte reputatie waar.

      Toen de deur werd geopend, waren ze alle zes wakker. De lichtgevende buizen die de gangen sierden, wierpen hun passende kunstmatigheid naar binnen. De cipier moest zelfs niets zeggen. Hij tikte even met zijn matrak tegen de celdeur en ze stonden op. Zonder een woord te zeggen, strompelden ze één voor één naar buiten. Eenmaal in de gang bleven ze stokstijf staan totdat de cipier opnieuw tegen de celdeur sloeg. Dan zette de karavaan koers naar de toiletten, ondertussen de celdeuren passerend waarachter andere gevangenen even ongeduldig zaten te wachten op het moment dat zij hun behoefte mochten gaan doen. Arvydas liep achter Vytautas als tweede in de rij. Achter

Скачать книгу