Скачать книгу

Mr. Busetilear?"

      "Ja. Dank je, Po-Sin." Zowel hij als ik keken naar de meisjes.

      "Hamburger, alstublieft," zei Marie.

      "Hamburger, alstublieft," echode Suu-Kyi.

      Ik moest glimlachen. Po-Sin keek naar me.

      "Weet je nog hoe je een hamburger klaarmaakt?" vroeg ik hem. Ik wist dat het niet op het menu stond.

      "Ja zeker, meneer, maar Kokkie zal niet blij zijn."

      "Zeg tegen Kokkie dat ik hem een roepie extra zal betalen voor zijn tijd."

      "Dat zal hem veel blijer houden, Mr. Busetilear." Po-Sin hoopte waarschijnlijk ook op een fooi met een extra roepie.

      Ik glimlachte toen ik hem mijn familienaam, Fusilier, hoorde uitspreken. Het deed me denken aan Kayin die hetzelfde probleem had gehad.

      "En breng, alsjeblief, ook twee cola's en zes gouden shweji voor de jongedames," ik ving een glimp op van twee paar grote ogen en ging verder, "zo hebben ze iets terwijl we wachten op ons eten." Ik wist nog dat shweji hele lekkere tarwegebakjes waren, gevuld met kokosroom en rozijnen.

      De meisjes grinnikten naar elkaar terwijl de ober vertrok en toen glimlachten ze naar mij. Het was de eerste blijk van emotie die ik bij hen zag. Ik vermoedde dat ze niet vaak cola dronken en zeker geen hamburgers aten. Ik vond het niet erg dat het me wat extra zou kosten; hun prachtige glimlach maakte dat - en nog veel meer - goed.

      Po-Sin bracht mijn koffie, samen met de cola's en de gebakjes. Hij haalde een blinkende flesopener uit de zak van zijn witte schort en opende de flesjes. Toen hij de drankjes voor de meisjes neerzette, pakten ze de flesjes vast op een manier die wel een choreografie leek. Het ene meisjes gebruikte daarbij haar rechterhand, het andere de linker. Ze namen elk een klein slokje en plaatsten dan de flesjes terug op tafel.

      Hoewel Po-Sin niet veel aandacht aan de meisjes besteedde, zag ik vernietigende, starende blikken van de andere gasten. Ze vroegen zich allicht af wat onze relatie was: een achtentwintigjarige, witte man met twee Euraziatische kinderen.

      Er spookten wel honderd vragen door mijn hoofd: waar hadden ze gewoond, waar gingen ze naar school, wie was de oude vrouw die hen bij me achtergelaten had, waar was hun moeder... maar ik wilde de meisjes niet overdonderen door hen over hun verleden te ondervragen. Ik zou de brief aan hun grootmoeder gebruiken om meer informatie los te krijgen, maar voor het moment genoot ik ervan gewoon naar hen te kijken.

      Voor we naar beneden kwamen, was ik naar de badkamer gegaan om me te scheren en mijn haar te kammen. Mijn scheergerief was nat geweest en op de borstel had nog schuim gezeten. Ik glimlachte toen ik me voorstelde dat de meisjes mijn spullen bekeken en zich afvroegen waar ze voor dienden. Er lag een scheermes in het medicijnenkastje, samen met mijn scalpel. Ik gebruikte graag het scalpel om mijn bakkebaarden en snor bij te werken omdat ik dat veel handiger vond dan het scheermes. Ze waren allebei extreem scherp en de meisjes hadden geluk gehad dat ze zich niet gesneden hadden toen het scalpel in de lavabo gevallen was. Bovendien hadden ze op de lavabo moeten klimmen om bij het medicijnenkastje te komen. Ik zou in de toekomst voorzichtiger zijn met waar ik het scheermes en het scalpel liet.

      Van alle scenario's die ik me bij mijn terugkeer naar Birma had voorgesteld, was het kant-en-klare vaderschap zelfs niet bij me opgekomen. En ik maakte me zorgen over mijn prestatie tot nu toe.

      "Wat moet ik schrijven in onze brief naar jullie grootmoeder?" Ik stelde mijn vraag aan Suu-Kyi, maar Marie antwoordde.

      "We moeten haar vragen dat ze ons morgen komt bezoeken."

      “Oh, Amerika is erg ver. Ik denk niet dat ze morgen kan komen. Maar ze zal van alles willen weten over jullie."

      "Wat zoal, alstublieft?"

      "Zoals waar je naar school gaat..."

      “We hebben nooit naar school gegaat,” zei Marie.

      Dit antwoord bracht me in de war, maar ik wist niet precies waarom.

      "In welk soort huis woon je?"

      "Wij kunnen niet in een huis wonen."

      Het was Marie die al die antwoorden gaf en ik begon te denken dat ik misschien niet alles wilde weten. Hun omstandigheden waren waarschijnlijk moeilijk in het beste geval. Mijn hart brak al bij het idee alleen dat ik de afgelopen zeven jaar twee prachtige dochters had gehad zonder het te weten. Kayin had me natuurlijk niet kunnen contacteren waar ik was, maar toch voelde ik me onwaardig om hun vader te zijn.

      "Jullie grootmoeder zal ook willen weten hoe oud jullie zijn."

      "Zeven jaar..." begon Suu-Kyi, maar haar zus onderbrak haar.

      “Acht jaar,” zei Marie, “bijna.”

      Wanneer verjaren jullie?

      "11 juli."

      Hm... juli min negen maanden - november. November 1933. Misschien scheelde het een paar weken, maar nee, het waren beslist mijn kinderen. Ik twijfelde er niet aan. Marie had de naam van mijn moeder en de beide meisjes hadden de blauwe ogen van hun moeder. En die oude vrouw aan mijn deur kende me. Wie was ze en wie had haar gezegd dat ik terug was in Mandalay?

      "Jullie verjaren volgende maand. Zullen we een verjaardagsfeestje houden?"

      “Oh, ja!” gilden de beide meisjes samen.

      "Met taart en cadeautjes?" vroeg Suu-Kyi.

      "Natuurlijk. Je kan toch geen feestje houden zonder taart en cadeautjes. Wanneer hadden jullie laatst een verjaardagsfeestje?"

      "Toen we vijf werden," zei Marie.

      "Wie heeft dat feestje voor jullie georganiseerd?"

      "Moeder en..." zei Suu-Kyi, maar haar zus onderbrak haar weer.

      "Alleen moeder." Marie keek even naar haar zus.

      Suu-Kyi liet haar handen zakken en staarde naar het gele tafelkleed. Haar handen leken constant te bewegen als ze sprak, alsof ze haar woorden kracht wilde bijzetten.

      "Waar is Kayin? Waar is jullie moeder heengegaan?"

      "Twee mannen hebben haar meegenomen," zei Marie.

      "Welke twee mannen?"

      “Dezelfde net als die twee daar." Marie wees achter me.

      Toen ik me omdraaide, zag ik twee tafeltjes verder twee mannen in identieke militaire uniformen. Ze waren fluisterend in gesprek terwijl ze kleine kopjes sake dronken. Alle angst en pijn van de voorbije acht jaar sloeg me plots weer om het hart - de twee mannen waren officieren van het Japans Keizerlijk Leger.

      De meisjes aten alles op, leegden hun colaflesjes en dronken zelfs al het water op. Ik betaalde de rekening, liet een fooi achter voor Po-Sin en de kok en vroeg dan aan Marie en Suu-Kyi of ze zin hadden in een wandeling. Ik moest de afschuwelijke gedachten die in me opborrelden van me afzetten.

      Ze knikten aarzelend; misschien twijfelden ze over wat ik voor ogen had. Ik vroeg ik me af of de persoon die voor hen gezorgd had iets gelijkaardigs gezegd had voor ze hen naar mijn hotelkamer bracht.

      Op straat liepen ze elk aan een kant van me; Suu-Kyi nam mijn hand, maar Marie niet. We liepen door de 62ste Straat en staken de drukke Theik Pan over, die ook wel de Birmastraat genoemd werd.

      Net voorbij Theik Pan gingen we de wemelende Nyaung Pin Bazaar binnen, waar klanten nog snel de ingrediënten voor hun avondeten kwamen kopen. Ik herinnerde me al het lawaai, de bedrijvigheid en de overvloed aan felle kleuren. Ik herkende meteen de gele thanaka van de vrouwen.

      Toen ik de eerste keer in Birma was, had ik er Kayin naar gevraagd en ze had verteld dat de vrouwen in Birma al honderden jaren de schors van de thanakaboom gebruiken en tot poeder vermalen om er dan met wat water een romige pasta mee te maken. Die pasta smeren ze dan in artistieke cirkels, strepen en spiralen, in dikke lagen op hun wangen en soms op hun voorhoofd en kin. De vrouwen beschouwen die pasta als fijne cosmetica

Скачать книгу