Скачать книгу

zij en… iemand hier binnengevallen waren. Een mannenschoen en een onderbroek op de vloer gaven haar een hint.

      Uit een andere kamer kwam bewijs van leven. Geluiden, beweging, stromend water. De geur van koffie en… spek? "Is hij aan het koken?" mompelde ze. "Lieve God, haal me hier weg." Ze rolde zich op haar zij om haar kleren en een klok te zoeken. "Halfzes. Wie eet in godsnaam om halfzes 's morgens?"

      Ze merkte in de hoek een stapeltje kleren op met een rode schoen met een hoge hak. "Ah." Eindelijk, iets dat ze herkende. Ze kroop uit het bed en sloop ineengedoken naar haar kleren. Haar jurk gleed over haar hoofd. Met een schoen in haar hand ging ze op haar knieën zitten om onder het bed naar haar slipje te zoeken. "Gevonden." zei ze, terwijl ze haar slipje vastnam.

      Ze duwde haar haar uit haar ogen en hurkte neer. Een tamelijk indrukwekkende mannelijke figuur verscheen plots in haar gezichtsveld. "Oh. Jij bent het. Hallo." Ze herinnerde zich zijn naam niet meer. Hij was groot, donker en enorm knap en ze vermoedde dat hij plannen had voor de zondagmorgen. Eten, meer seks, babbelen…

      Sorry dat ik je moet teleurstellen.

      Ze was niet goed in knuffelen na de seks en ook onbenulligheden als gezellig samen eten en elkaar je diepste geheimen vertellen, vond ze maar niks. Ze huiverde bij de gedachte.

      "Dreya, je telefoon trilt al sedert vijf uur vanmorgen." Hij gaf hem aan haar. Meteen begon hij te zoemen als een boze bij alsof hij zijn woorden kracht wilde bijzetten. Ze nam de telefoon en vroeg zich af of de knapperd opzettelijk haar naam gebruikte omdat hij wist dat ze de zijne vergeten was.

      Op het scherm van haar telefoon zag ze dat ze twaalf oproepen had gekregen voor het ochtendgloren op een zondagmorgen; haar hart bonkte bezorgd. "Dit ziet er niet goed uit." De telefoon begon weer te trillen in haar handen en ze aanvaardde de oproep van haar baas, de adjunct-directeur verantwoordelijk voor het kantoor in DC. "Met Love."

      "Dreya, waar ben je?"

      Het feit dat hij haar voornaam gebruikte, was al een slecht teken. Ze haalde fors adem. "Niet thuis, mijnheer. Wat is er aan de hand?" Ze sloot haar ogen en zei haar bekende gebedje op.

      Alsjeblief, nee, zorg dat het niet…

      "Ik heb je nodig op een misdaadlocatie." Zijn toon veranderde en wat hij toen zei deed haar ineenkrimpen. Wat kende hij haar goed. "Moet je eerst nog naar huis?"

      Ze keek even naar het slipje en de schoen in haar handen. "Ja, mijnheer. Wat is er gebeurd?"

      Groot, donker en enorm knap stond in de deuropening geleund en fronste, zich er duidelijk van bewust dat zijn zondagmorgenplannen in het water vielen. Hoewel ze dankbaar was dat ze van dat spelletje verlost was, vond ze het vreselijk dat ze eraan ontsnapte ten koste van iemands leven.

      "Ga naar huis." beval Jarvis. "Kleed je aan. En bel me dan."

      "Mijnheer." flapte ze eruit, maar hij had al opgehangen.

      "Slecht nieuws?" vroeg enorm knap.

      "Ja." Ze vermeed hem in de ogen te kijken; ze wilde zo snel mogelijk vertrekken. "Ik bel je nog." zei ze terwijl ze haar andere schoen meegriste en net lang genoeg stil bleef staan om haar slipje aan te trekken. Ze schoot langs hem, greep haar handtas van op het aanrecht en haastte zich richting de deur.

      "Ik heb je mijn nummer nog niet gegeven." riep hij.

      "Geen probleem." zei ze over haar schouder terwijl ze buiten stapte. "Ik ben van de FBI."

      Rechercheur Rhys Morgan van de politie van DC leunde tegen zijn auto terwijl hij naar beneden keek naar het kleverige slijk dat aan zijn mooie lederen schoenen bleef plakken. Er heerste een drukte van jewelste in het gebied langs de rivier. Er stonden verschillende politieauto's, een ambulance en een wagen van de lijkschouwer, allemaal met flitsende zwaailichten. Op dit godvergeten uur rees nevel op uit de rivier die de lucht afkoelde.

      "Wat een puinhoop." kreunde hij stil. Zijn telefoon rinkelde. "Morgan." antwoordde hij. De stem van zijn baas horen, deed zijn ongelukkige gefronste gezicht alleen maar dieper fronsen. "Nee, chef, de FBI is hier nog niet. Ja, ik hou de locatie afgesloten. Natuurlijk, ik laat het je weten als ze arriveren." Hij keek op en zag twee FBI-dienstwagens toekomen. "Oh, hier gaan we, chef." rapporteerde hij. "De cavalerie is er."

      Een zwarte man stapte uit de eerste wagen en wachtte op de chauffeur van de tweede wagen. Rhys boog wat voorover om beter te zien; hij verwachtte een klassiek prototype agent in een maatpak. In de plaats echter…

      Zijn mond viel open. De agent was een vrouw en ze was helemaal geen klassiek prototype van niets. Ze had lang honingblond haar, groene ogen en een stel benen die om hoge hakken smeekten. Hij kneep zijn lippen op elkaar en sloot zijn ogen in de hoop haar beeld uit zijn geest te wissen. "Dit kan niet waar zijn."

      Dreya arriveerde op de locatie vol verschillende uniformen, flitsende zwaailichten en meters geel politielint. Ze slikte haar slechte voorgevoelens weg en ging naar haar baas, Herb Jarvis. "Directeur, waarom zo geheimzinnig? Is het een bekend persoon?"

      Ze knikte richting het zeil dat het lichaam van het slachtoffer verborg. Doordat Jarvis aan de telefoon zo ontwijkend was geweest over het slachtoffer, was ze zenuwachtig geworden. Ze wilde het zeil wegrukken en weten waarop haar baas haar probeerde voor te bereiden.

      Zeg het toch gewoon. Dan is dat achter de rug.

      Toen hij sprak, had ze spijt van haar gedachte.

      "Dreya, het is Libby."

      Zodra de woorden zijn mond hadden verlaten, nam ze een stap terug. "Nee." Ze schudde ontkennend haar hoofd. "Nee, niet Libby." Ze draaide zich om en liep op haar auto af, ze wilde de misdaadlocatie niet zien. Tranen sprongen in haar ogen en ze keek omhoog om te voorkomen dat ze zouden neervallen. Maar ze vielen toch neer, ze liepen langs haar gezicht tot ze ze van haar kin veegde.

      Verman jezelf.

      Ze veegde haar gezicht droog met haar mouw en herpakte zich mentaal. Ze bleef een ogenblik staan, een hand op haar heup, terwijl ze haar gedachten ordende en de woede probeerde te beheersen die ze telkens voelde als ze op een misdaadlocatie van een onschuldig slachtoffer arriveerde. Dat dit onschuldig slachtoffer een jonge vrouw was die ze kende, mocht haar prestaties niet beïnvloeden. Ze ademde helemaal uit en duwde haar schuldgevoelens en verdriet naar een andere dimensie.

      Sorry dat ik er deze keer niet voor je was, Libby.

      Jarvis wachtte op haar. Ze keerde terug naar hem. "Wat kan je me vertellen?" Ze zette zich schrap.

      "Er zijn geen externe verwondingen. We gaan eerst zelfmoord uitsluiten."

      Dat is compleet onmogelijk, dacht ze. Libby was veel te levendig. Ze zuchtte diep, ongelooflijk dankbaar dat ze niet te maken had met een lijk dat neergeslagen, neergestoken of opengereten was. Ze keek even naar de talrijke geüniformeerde agenten en vroeg: "Wie heeft hier de leiding over?"

      “Rhys Morgan, politie DC. Hij staat daar tegen zijn auto geleund."

      Ze monsterde rechercheur Morgan met haar hoofd schuin. Haar eerste gedachte was wat een knappe man -zwart haar, hoekig gezicht, groot en slank. Maar de vernietigende blik die hij haar gaf, veranderde haar opinie. "Hij ziet er niet blij uit om ons te zien."

      "Dat zijn ze nooit, hé." zei Jarvis.

      Ze stapten op hem af en Jarvis stelde haar aan hem voor. Als hij haar naam zei, zag Morgans ongelukkige gezicht er op slag nog ongelukkiger uit. Hij stak zijn hand niet uit voor een handdruk.

      Dreya snoof.

      Ook goed, hoor. Misschien is hij gewoon geen ochtendmens.

      Ze staarde naar het bedekte lichaam van Libby. Morgan haalde zijn notitieboekje boven en las. "Blanke vrouw, halverwege de twintig, de dochter van…"

      Zijn expressieloze toon irriteerde haar. En ook al verwachtte ze niet dat hij haar verdriet om dit verloren leven zou voelen, toch vond ze zijn houding ergerlijk. Ze onderbrak hem. "Ze is de dochter van senator Stanton. Ik ken het slachtoffer, rechercheur Morgan."

      Ze wandelde weg en liet hem alleen met Jarvis

Скачать книгу