Скачать книгу

id="n9">

9

d. i. hem waarborgde, er borg voor bleef.

10

Zekere profetessen. Een van hen had van Apollo, die op haar verliefd was, verkregen dat zij evenveel jaren zou leven als hij zandkorrels in zijn hand hield.

11

Er waren er eigenlijk zes: de Napolitaansche Prins, de Paltsgraaf, de Franschman, de Engelsche baron, de Schotsche lord en de Duitscher, maar dit is een van die "slips" welke Shakespeare meer overkomen.

12

De Venetiaansche dukaat gold ongeveer een rijksdaalder.

13

d. i. op de beurs, die zich bevond op de Isola del Rivo alto (eiland van den diepen stroom,) uit welke laatste woorden Rialto is ontstaan. In Shakespeare's tijd bestond de brug van dien naam nog niet.

14

Toespeling op Jezus' wonder in 't land van de Gadarenen, Lukas VIII, 33.

15

Genesis XXVIII, 13 en 14.

16

Genesis XXX, 31 vgg.

17

Mattheus IV, 6.

18

d. i. wanneer eischte een vriend, die een anderen vriend geld leende, winst van hem in den vorm van interest, daar toch het geld als een van nature onvruchtbaar iets zich niet vermenigvuldigen kan? – Reeds Aristoteles en Bacon wezen hierop.

19

d. w.z. een overeenkomst zonder verdere voorwaarde van verbeurte in geld.

20

Hier in den zin van kieskeurig.

21

De Shah van Perzie.

22

Zie Ant. en Cleop IV, 12, 45.

23

Een andere naam voor Hercules.

24

nl. om den eed af te leggen.

25

Italiaansch voor: Weg!

26

Hij bedoelt direkt.

27

De Parcen of Schikgodinnen.

28

Lancelot knielt met den rug naar zijn vader, die bij 't betasten van Lancelots hoofdhaar denkt dat hij een baard te pakken heeft.

29

Hij bedoelt: "de zaak gaat mij aan, betreft mij," maar hij gebruikt om deftig te zijn een woord waarvan hij de beteekenis niet begrijpt.

30

Hij bedoelt: "het effectieve."

Скачать книгу