Скачать книгу

twee munten naar buiten, niet één. Maar iedereen was zo gefocust op het gevecht tussen de mannen dat ze het niet eens merkten,” antwoordde Sartes, zijn glimlach nog steeds intact.

      Ceres werd kwaad en wilde de munt uit Sartes’ hand grissen en hem weggooien. Dat was tenslotte bloedgeld. Ze hadden niets nodig van rijke mensen.

      Maar toen ze haar arm uitstrekte om de munt van hem af te pakken, werd haar weg ineens versperd door een oude vrouw.

      “Jij!” zei ze, wijzend naar Ceres. Haar stem was zo luid dat Ceres het gevoel had dat hij dwars door haar heen ging.

      De huid van de vrouw was glad, maar bijna doorzichtig, en haar perfect gevormde lippen hadden een groene teint. Haar lange, dikke, zwarte haar was versierd met eikels en mos, en haar bruine ogen pasten perfect bij haar lange bruine jurk. Ze was prachtig om te zien, dacht Ceres, en ze was even betoverd.

      Ceres knipperde verbijsterd met haar ogen, en wist zeker dat ze deze vrouw nog nooit had ontmoet.

      “Hoe kent u mij?”

      Haar ogen ontmoetten die van de vrouw toen ze dichterbij kwam, en Ceres bemerkte dat de vrouw dat de vrouw sterk naar mirre rook.

      “Ader van de sterren,” sprak ze in een griezelige stem.

      Toen de vrouw haar arm in een gracieus gebaar optilde, zag Ceres een gebrandmerkte triquetra aan de binnenkant van haar pols. Een heks. Gebaseerd op de geur van de goden, misschien een waarzegster.

      De vrouw liet het roségouden haar van Ceres door haar vingers glijden en rook eraan.

      “Je bent geen vreemde voor het zwaard,” zei ze. “Je bent geen vreemde voor de troon. Je lotsbestemming is groot. De verandering zal groot zijn.”

      Ineens draaide de vrouw zich om. Ze haastte zich weg en verdween achter haar kraampje, en Ceres bleef verdoofd achter. De woorden van de vrouw penetreerden haar ziel. Ze had het gevoel dat het meer was geweest dan slechts een observatie; het was een voorspelling. Groot. Verandering. Troon. Lotsbestemming. Dit waren woorden waar ze zich nog nooit mee geassocieerd had.

      Had ze de waarheid gesproken? Of waren het slechts de woorden van een gestoorde vrouw?

      Ceres keek om en zag dat Sartes een mandje met eten vasthield, zijn mond al volgepropt met meer dan genoeg brood. Hij strekte het mandje naar haar uit. Ze zag het gebakken voedsel, fruit, groenten, en het was bijna genoeg om haar vastberadenheid te breken. Normaal gesproken zou ze het verslonden hebben.

      Maar nu had ze om de één of andere reden haar eetlust verloren.

      Er lag een toekomst voor haar.

      Een lotsbestemming.

      *

      De wandeling naar huis duurde bijna een uur langer dan normaal, en ze hadden de hele weg zwijgend gelopen, elk verloren in hun eigen gedachten. Ceres kon zich alleen maar afvragen wat de mensen van wie ze het meest hield over haar dachten. Ze wist nauwelijks wat ze over zichzelf moest denken.

      Ze keek op en zag haar bescheiden huis, en was verrast dat ze het had gehaald met haar pijnlijke hoofd en rug.

      De anderen waren eerder al de andere kant op gegaan om een klus voor haar vader te doen, en Ceres stapte alleen over de krakende drempel. Ze zette zich schrap en hoopte dat ze haar moeder niet tegen zou komen.

      Het leek of ze een oven binnenliep. Ze pakte een klein flesje ontsmettende alcohol dat haar moeder onder haar bed bewaarde en trok de kurk eraf, voorzichtig om niet zo veel te gebruiken dat het opgemerkt zou worden. Ze zette zich schrap, trok haar shirt open en goot het over haar rug.

      Ceres schreeuwde het uit van de pijn. Ze balde haar vuist en leunde met haar hoofd tegen de muur. De klauwen van de omnicat voelden als duizend messteken. Het voelde alsof deze wond nooit zou genezen.

      De deur sloeg open en Ceres kromp ineen. Ze was opgelucht toen ze zag dat het Sartes maar was.

      “Vader wil je zien, Ceres,” zei hij.

      Ceres zag dat zijn ogen wat rood waren.

      “Hoe gaat het met je arm?” vroeg ze, in de veronderstelling dat het pijn deed.

      “Het is niet gebroken. Alleen gekneusd.” Hij liep naar haar toe en er verscheen een ernstige blik in zijn ogen. “Bedankt dat je me hebt gered vandaag.”

      Ze glimlachte naar hem. “Had ik iets anders kunnen doen?” zei ze.

      Hij glimlachte.

      “Ga naar vader,” zei hij. “Ik zal je jurk en de doek verbranden.”

      Ze wist niet hoe ze aan haar moeder moest uitleggen waarom haar jurk ineens verdwenen was, maar het afdankertje moest zeker verbrand worden. Als haar moeder de jurk in deze staat zou vinden—onder het bloed en vol met gaten—dan zou ze niet kunnen voorspellen hoe zwaar haar straf zou zijn.

      Ceres vertrok en liep over het pad van vertrapt gras naar de schuur achter het huis. Er stond nog maar één boom op hun bescheiden stukje grond—de andere bomen waren tot haardhout gehakt om het huis tijdens de koude winternachten te verwarmen—en de takken hingen als een beschermende energie over het huis. Elke keer dat Ceres de boom zag, deed hij haar denken aan haar grootmoeder, die het jaar voor de laatste was overleden. Haar grootmoeder was degene die de boom had geplant toen ze nog een kind was. Op een bepaalde manier was het haar tempel. En ook die van haar vader. Als het leven hen even teveel werd, dan gingen ze onder de sterren liggen en openden ze hun harten tegen Nana alsof ze nog leefde.

      Ceres ging de schuur binnen en begroette haar vader met een glimlach. Tot haar verrassing merkte ze op dat het meeste gereedschap niet meer op de werktafel lag, en dat er geen zwaarden bij de haard lagen om gesmeed te worden. Ze kon zich niet eens herinneren wanneer ze de vloer voor het laatst zo schoon had gezien, of dat er zo weinig gereedschap aan de muren en het plafond had gehangen.

      Haar vaders blauwe ogen lichtten op, zoals ze altijd deden als hij haar zag.

      “Ceres,” zei hij terwijl hij opstond.

      Zijn donkere haar was het afgelopen jaar veel grijzer geworden, evenals zijn korte baard, en de wallen onder zijn liefdevolle ogen waren twee keer zo groot. Hij was altijd een grote man geweest, en bijna net zo gespierd als Nesos; maar recentelijk, merkte Ceres op, was hij afgevallen en begon zijn eerder perfecte postuur in te zakken.

      Hij trof haar bij de deur en legde een eeltige hand tegen haar onderrug.

      “Loop met me mee.”

      Haar spieren spanden zich. Als hij wilde praten en lopen, betekende dat hij iets belangrijks met haar wilde delen.

      Zij aan zij slenterden ze naar de achterdeur van de schuur en liepen ze het kleine veld op. Donkere wolken pakten zich samen in de verte en bliezen warme, temperamentvolle windvlagen hun kant op. Ze hoopte dat de wolken de regen zouden produceren die ze nodig hadden om van deze schijnbaar oneindige droogte te herstellen, maar waarschijnlijk hielden ze, zoals altijd, slechts lege beloftes.

      De aarde kraakte onder haar voeten terwijl ze liep, de grond droog, de planten geel, bruin en dood. Dit stuk land achter hun subdivisie behoorde toe aan Koning Claudius, maar er was al jaren niet gezaaid.

      Ze bereikten de top van een heuvel en keken uit over het veld. Haar vader hield zijn handen achter zijn rug terwijl hij zwijgend naar de lucht keek. Dat was niets voor hem, en haar angst werd sterker.

      Toen hij begon te spreken, leek hij zijn woorden zorgvuldig uit te kiezen.

      “Soms hebben we de luxe niet om ons eigen pad te kiezen,” zei hij. “Dan moeten we alles dat we willen opofferen voor degenen waar we van houden. Soms zelfs onszelf, als dat nodig is.

      Hij zuchtte, en in de lange stilte, die alleen door de wind werd verstoord, ging Ceres’ hart hevig tekeer. Ze vroeg zich af waar hij heen wilde.

      “Wat ik wel niet zou geven om me voorgoed aan je jeugd vast te houden,” voegde hij toe. Hij tuurde naar de hemel, zijn gezicht vertrokken van de pijn voor het zich weer ontspande.

      “Wat

Скачать книгу