Скачать книгу

het haar.

      “Je dochter is elk goudstuk waard,” zei hij. “Ze zal een goede vrouw zijn en vele zoons voor me baren.”

      Ceres beet op de binnenkant van haar lippen en schudde haar hoofd.

      “Heer Blaku komt je morgenochtend ophalen, dus ga naar binnen en pak je spullen in,” zei Ceres’ moeder.

      “Doe ik niet!” schreeuwde Ceres.

      “Dat is altijd al je probleem geweest, meisje. Je denkt alleen maar aan jezelf. Dit goud,” zei haar moeder, die de buidel voor Ceres’ gezicht liet bungelen, “zal je broers in leven houden. Het zal onze familie intact houden en ons de mogelijkheid bieden om in ons huis te blijven wonen en reparaties uit te voeren. Daar had je zeker niet aan gedacht?”

      Voor een fractie van een seconde dacht Ceres dat ze misschien zelfzuchtig was, maar toen besefte ze dat haar moeder haar weer probeerde te manipuleren en Ceres’ liefde voor haar broers tegen haar gebruikte.

      “Maakt u zich geen zorgen,” zei Ceres’ moeder terwijl ze zich tot Heer Blaku wendde. “Ceres zal gehoorzamen. U moet alleen streng tegen haar zijn, en dan wordt ze zo mak als een lammetje.”

      Nooit. Ze zou nooit de vrouw van die man zijn, of iemands eigendom. En ze zou nooit toestaan dat haar moeder of wie dan ook haar leven zou verruilen voor vijfenvijftig stukken goud.

      “Ik zal nooit met deze slavendrijver mee gaan,” beet Ceres, en ze wierp hem een blik vol walging toe.

      “Ondankbaar kind!” schreeuwde Ceres’ moeder. “Als je niet doet wat ik zeg, zal ik je zo hard slaan dat je nooit meer kan lopen. Nu naar binnen!”

      De gedachte dat ze door haar moeder geslagen zou worden bracht afschuwelijke, diepgewortelde herinneringen bij haar omhoog; ze werd weer meegevoerd naar dat angstige moment toen ze vijf jaar oud was, toen haar moeder haar had geslagen tot alles zwart was geworden. De wonden van dat pak slaag en vele anderen waren genezen—maar de wonden in Ceres’ hart waren altijd blijven bloeden. En nu ze zeker wist dat haar moeder niet van haar hield, en dat ook nooit had gedaan, spleet haar hart voorgoed in tweeën.

      Voor ze kon antwoorden had Ceres’ moeder haar zo hard in haar gezicht geslagen dat haar oor begon te piepen.

      Eerst was Ceres verbijsterd door de plotselinge aanval, en ze krabbelde bijna terug. Maar toen knapte er iets in haar. Ze zou zichzelf niet toestaan ineen te duiken zoals ze altijd had gedaan.

      Ceres sloeg haar moeder terug, op haar wang, zo hard dat ze op de grond viel. Ze snakte naar adem.

      Met een rood aangelopen gezicht krabbelde haar moeder overeind. Ze greep Ceres bij haar schouder en haren, en gaf haar een knietje in haar maag. Toen Ceres naar voren klapte, ramde haar moeder haar knie in Ceres’ gezicht, waardoor ze op de grond viel.

      De slavendrijver stond daar en keek met grote ogen toe, grinnikend. Hij vond het duidelijk geweldig om het gevecht te aanschouwen.

      Nog steeds hoestend en buiten adem van de aanval, krabbelde Ceres overeind. Schreeuwend viel ze haar moeder aan en werkte haar tegen de grond.

      Dit eindigt vandaag, was het enige dat Ceres kon denken. Alle jaren dat haar moeder niet van haar had gehouden en haar met minachting had behandeld, voedden haar razernij. Ceres beukte haar gebalde vuisten keer op keer in haar moeders gezicht terwijl tranen van woede over haar wangen liepen, en ze oncontroleerbaar snikte.

      Toen werd haar moeder slap.

      Ceres’ schouders schokten met elke schreeuw, en haar ingewanden voelden alsof ze binnenste buiten waren gekeerd. Haar zicht wazig door haar tranen, keek ze op naar de slavendrijver. Ze voelde een nog intensere haat voor hem.

      “Jij wordt een goeie,” zei Heer Blaku met een valse grijns terwijl hij de zak met goud opraapte en hem aan zijn lederen riem bevestigde.

      Voor ze kon reageren had hij haar vastgegrepen. Hij sleurde haar naar zijn wagen en gooide haar in één snelle beweging achterin, alsof ze een zak aardappelen was. Zijn enorme omvang en kracht waren teveel voor haar. Terwijl hij met zijn ene hand haar pols vasthield en met zijn andere een ketting pakte, zei hij, “Ik ben niet dom genoeg om te denken dat je hier morgenochtend nog bent.”

      Ze wierp een blik op het huis dat achttien jaar lang haar thuis was geweest, en de tranen sprongen in haar ogen toen ze dacht aan haar broers en haar vader. Maar ze moest een keus maken als ze zichzelf wilde redden, voordat de ketting om haar enkel zat.

      Ze schraapte al haar kracht bij elkaar en in een snelle beweging trok ze haar arm los uit de greep van de slavendrijver, tilde haar been op, en trapte hem zo hard als ze kon in zijn gezicht. Hij viel achterover, van de wagen af, en tuimelde op de grond.

      Ze sprong van de wagen af en rende zo snel ze kon over de zandweg, weg van de vrouw die ze nooit meer moeder zou noemen, weg van alles dat ze kende en waar ze van hield.

      HOOFDSTUK VIER

      Omgeven door de koninklijke familie, de gouden kelk met wijn in zijn hand, deed Thanos zijn best om een glimlach op zijn gezicht te toveren—maar het lukte hem niet. Hij haatte het om hier te zijn. Hij haatte deze mensen, zijn familie. En hij haatte het dat hij koninklijke bijeenkomsten moest bijwonen—zeker de bijeenkomsten die na de Killings kwamen. Hij wist hoe de mensen leefden, hoe arm ze waren, en hij voelde hoe gevoelloos en onrechtvaardig al deze ophef en verwaandheid waren. Hij zou er alles voor over hebben om hier ver vandaan te zijn.

      Terwijl hij bij zijn neven Lucious en Varius en zijn nicht Aria stond, nam Thanos niet de moeite om deel te nemen aan hun zielige conversatie. In plaats daarvan keek hij naar de imperiale gasten die door de tuinen van het paleis slenterden, met hun toga’s en stola’s. Ze hadden neppe grijnzen op hun gezichten en spuwden niet-gemeende beleefdheden in het rond. Een paar van zijn neven gooiden voedsel naar elkaar terwijl ze over het keurig gemaaide gazon renden, tussen de tafels voor voedsel en wijn door. Anderen deden hun favoriete scenes van de Killings na, lachend en spottend met degenen die vandaag hun levens waren verloren.

      Honderden mensen, dacht Thanos, en er was er geen één eervol.

      “Volgende maand koop ik drie krijgsheren,” ze Lucious, de oudste, op een opschepperige toon. Hij depte wat zweetdruppeltjes van zijn voorhoofd met zijn zijden zakdoek. “Stefanus was nog niet eens de helft waard van wat ik voor hem heb betaald, en als hij niet al dood was, zou ik hem zelf neersteken voor het feit dat hij in de eerste ronde als een meisje vocht.”

      Aria en Varius lachten, maar Thanos vond zijn opmerking allesbehalve amusant. Of ze de Killings nu als een spel beschouwden of niet, ze zouden meer respect moeten hebben voor de dapperen en de overledenen.

      “Nou, heb je Brennius gezien?” vroeg Aria. Haar grote blauwe ogen werden groot. “Ik overwoog zelfs om hem te kopen, maar hij gaf me een verwaande blik toen ik bij zijn training kwam kijken. Kun je dat geloven?” voegde ze toe. Ze rolde met haar ogen en snoof.

      “En hij riekt als een stinkdier,” voegde Lucious toe.

      Iedereen lachte weer, behalve Thanos.

      “Geen van ons zou hem gekozen hebben,” zei Varius. “Hoewel hij het langer heeft volgehouden dan verwacht, had hij een verschrikkelijke vorm.”

      Thanos kon zichzelf niet langer in bedwang houden.

      “Brennius had de beste vorm van iedereen in de hele arena,” kwam hij tussenbeide. “Praat niet over de vechtkunst alsof je er iets van af weet.”

      De neven zwegen, en Aria’s ogen werden zo groot als schotels terwijl ze naar de grond staarde. Varius stak zijn borst vooruit en kruiste zijn armen. Hij liep dichter naar Thanos toe alsof hij hem wilde uitdagen, en de spanning in de lucht was voelbaar.

      “Nou, laat die zelfzuchtige krijgsheren lekker voor wat ze zijn,” zei Aria. Ze ging tussen hen in staan om de situatie te sussen. Ze gebaarde naar de jongens om dichterbij te komen, en fluisterde toen, “Ik heb een bizar gerucht gehoord. Een kleine bij vertelde me dat de koning wil dat er iemand van koninklijke afkomst mee doet

Скачать книгу