Скачать книгу

verstaat —

      Jules (met zijn duimen in de armsgaten). Ah jawel: als je „gerangeerd” bent, dan merk je eerst „wie leicht sich’s leben lässt!”

      Henri (die zich uit zijn gedachten voor den ezel weer bij de anderen voegt). Ja, jij hebt mooi praten – jij bent tegenwoordig maar het heertje met je portretten!

      Jules (tot Frits). Nee maar ouwe heer, nou stel je je zelf toch weer te plat voor, nee —

      Herman. Hoe kun je het idealistische in kunst ontkennen!

      Frits (wat in ’t nauw gebracht). Dat zeg ik ook niet, volstrekt niet, ik zeg alleen, dat jullie te veel in de wolken leeft en te weinig practisch bent – en te weinig werkt misschien ook – , tegenwoordig is er geen respect meer voor talent en voor arbeid.

      Jules. Jawel vadertje, „arbeid” – nou ja, alle respect, en „talent” – nog mooier, maar: „een chique kunstziel” zie je, dàt is eigenlijk de quintessens van het neodandinisme in de kunst! – en „rood”, vadertje, rood! de toekomst is aan de rooden: „sociaal-monumentaal!”

      (Nellie komt intusschen uit de keukendeur nog een paar dingen klaar zetten, waarop Herman ook bij de tafel komt scharrelen om haar te helpen).

      Henri. O ja „rood” – dat ben ik eigenlijk ook.

      Frits. Een „chique kunstziel” en „rood” – „wie reimt sich das zusammen?”

      Jules. Dat is eenvoudig ordinair achterlijk, om dat niet te laten rijmen!

      Frits. Nou ja, op die manier zijn we allemaal rood, (lachend met een knikje naar Herman) Herman is ook rood.

      Jules. Maar de nuance – de nuance vadertje!

      Frits. „De nuance?” – ja, wat weet jullie tegenwoordig nog van nuancen – ! – je zet de hoofdkleuren maar fel tegen elkaar…

      Henri. Ik niet! Nee daar heb je gelijk in: de nuance is eigenlijk alles. Kijk hier: (hij haalt de anderen weer bij zijn ezel) – dat vleesch, – en de atmospheer van dat heele lijf – God, wat is levend naakt anders dan „nuance!” Nuance is de „idealiteit” van het naakt!

      Frits (gekscherend). En de realiteit?

      Nellie (met de omelet uit het keukentje komend). De omelet is klááaar – !

      Jules. Ah – !

      Frits. Zie je: – de omeletten en de modellen, dat zijn de aangenaamste realiteiten van het leven!

      Jules. En de omeletjès – ?!

      Frits (maakt afwerend gebaar; allen gaan lachend aan tafel en bedienen zich, terwijl Nellie koffie schenkt, waarbij Herman helpt. Nellie zit rechts, aan haar rechterhand Herman, dan Jules, Henri tegenover haar, Frits links vooraan).

      Henri (het gesprek weer opvattend). Maar dat is het beroerde hè – : het ideale losse naakt, dat vind je niet – je zit altijd met modellen!

      Frits. Tja, ik heb in ’t buitenland eens een bekend „Berliner” gesproken, die nam altijd zijn modellen – zijn naaktmodellen – uit „die Gesellschaft” – zooals hij zei. „Ik neem nooit van die beroepsmodelletjes, of ateliermeisjes of zoo,” zei hij – „alleen maar die Damen aus der Gesellschaft, mijnheer – die kunnen zich veel beter bewegen, die begrijpen je altijd dadelijk.”

      Jules. „Compris”! – maar daar moet je zoo een fijne puntbaard voor hebben als jij!

      Henri. Nou maar dat is opsnijerij!

      Herman. Nee – ik vind juist: die eenvoudige modellen, dat is het liefst wat je hebt – (schouderophalend) wat zijn nou „die Damen aus der Gesellschaft”!

      Henri. Maar mijn God, ze zijn dan ook zoo onhandig, de meeste modellen!

      Jules (tot Herman). Ken jij dan zoo goed „die Damen aus der Gesellschaft”? – Nee vadertje, Frits heeft schoon gelijk: (met een knipoogje naar Nellie) die modellen moesten eenvoudig afgeschaft worden voor „die Damen aus der Gesellschaft”!

      Nellie (die door het drukke bezoek en in ’t bijzonder door de zorg voor de omelet wat zenuwachtig is geworden). Nou, ben ik dan zoo slecht model – !? (tot Henri). En je hebt juist zoo dikwijls gezegd, dat ik zoo goed model was! – (met tranen in haar stem). Nou heb ik een uur voor die omelet staan zorgen, en nou – O! wat zijn jullie mannen toch ondankbaar! Weet je wat jullie zijn – ? – „egoïsten”! dát zijn jullie – egoïsten! (zij pruilt met haar hoofd in haar hand; allen willen sussen en troosten; Herman neemt schuchter haar andere hand, Frits staat op en geeft haar van achter een zoen in haar halsje).

      Henri. Ajasses, wees nou niet zoo flauw! – nee – daar kan ik heelemaal niet tegen —

      Herman. Ach, dat bedoelt ie niet zoo erg.

      Frits. De omelet is eenvoudig prachtig!

      Henri (tegen Frits, als hij Nellie weer een zoen in haar halsje geeft). Wil je daar wel es afblijven!

      Jules (met zijn kop koffie opstaande). Ik drink op de modelletjes in het algemeen – en op juffrouw Nellie’s halsje in het bijzonder!

      Nellie (weer bijtrekkend). Nou jongens – zoo is ’t genoeg hoor – , zoo is ’t genoeg. (allen gaan weer lachend zitten en eten). – Zeg, jongens: Tootje komt straks.

      De anderen. Tootje – !?

      Jules. Het nieuwe sterretje! (Een Fransch wijsje neuriënd)

      „Un poète m’a dit

      Qu’il savait une étoile,

      Où on aime toujours – ”

      Herman (tot Frits). Jouw Tootje?

      Frits (zijn schouders ophalend). Mijn Tootje – !? – Nou maar het is een aardig snoetje hoor.

      Nellie. Ajakkes, hoe kun jullie die nou zoo aardig vinden – ! Zoo’n brutaal nest! – dat komt nauwlijks onder en boven ’r broek uit!

      Jules (effen). Nou, als ze de broek maar uitkomt.

      Nellie. O, hoor dat! (hem met den vinger dreigend). Ik geloof, dat u een erg gevaarlijke man bent, mijnheer Jules.

      Frits (voor zich heen). Nee, zulke „erg” gevaarlijke mannen, zijn juist nooit zoo erg „gevaarlijk”.

      Henri. Ja, maar ze moet dadelijk weer weg, want ik krijg een leerling.

      De anderen. Een leerling – !?

      Nellie. Ja jongens, hoe vindt jullie: Henri heeft een nieuwe leerling – en wat een fijne, hè Han?

      Henri. Nou.

      Nellie. En ze heeft hem ook een brief geschreven – nee, die moet jullie toch eens hooren!

      De anderen. Laat hooren! – laat hooren!

      Henri (protesteerend). Ach, wel nee – nee, nee!

      De anderen. Toe – toe!

      Jules (plagend). Laat es zien, of het waar is.

      Henri (een beetje gevleid glimlachend). Nou, es kijken – één zinnetje: – ik weet geen eens, of ik hem bij me heb – (hij haalt den brief meteen uit zijn binnenzak; hem inziende) Nou maar – e…

      De anderen. Draai af! – draai af!

      Henri. Hm – (lezend). „Zeer geachte heer” – (hij mompelt eerst een paar zinnen door) – „ik houd van uw werk, als van een vriend – zag het vaak – en bewonder de idealistische kuischheid van uw naaktfiguren – ik – ” nou maar met de rest heb jullie ook verder niets te maken.

      Frits. „Hear!

Скачать книгу