Скачать книгу

ontbreken van een ondernemingsraad of personeelsvertegenwoordiging zorgt de werkgever ervoor dat de belanghebbende werknemers zo spoedig mogelijk van deze mededeling op de hoogte worden gesteld.

      4. Indien een ten behoeve van een interne arbodienst afgegeven certificaat arbodienst wordt ingetrokken, niet wordt verlengd of indien aan de verlenging daarvan voorschriften zijn verbonden, doet de werkgever daarvan terstond mededeling aan de ondernemingsraad of de personeelsvertegenwoordiging of, bij het ontbreken daarvan, aan de belanghebbende werknemers alsmede, ingeval sprake is van een samenwerkingsverband, aan de betrokken externe deskundigen.

      Artikel 2.14a. Taken deskundigen

      1. Bij de taak, bedoeld in artikel 14, eerste lid, onderdeel a, van de wet wordt bijstand verleend door een deskundige die in het bezit is van tenminste een van de certificaten, bedoeld in artikel 2.7, tweede lid, of door een bedrijfsarts als bedoeld in artikel 14, eerste lid, aanhef, van de wet.

      2. Bij de taken, bedoeld in artikel 14, eerste lid, onderdelen b en c, van de wet wordt bijstand verleend door een bedrijfsarts als bedoeld in artikel 14, eerste lid, aanhef, van de wet.

      3. Ten aanzien van de deskundigen en bedrijfsartsen zijn de artikelen 2.9, 2.11 en 2.12 van overeenkomstige toepassing.

      § 3. Uitzonderingen

      Artikel 2.14b. Uitzondering bijstand risico-inventarisatie en — evaluatie

      1. Bij de toepassing van artikel 14, twaalfde lid, van de wet wordt buiten beschouwing gelaten de tijdsduur van arbeid verricht door een directeur-grootaandeelhouder onderscheidenlijk de persoon van directeur-grootaandeelhouder als bedoeld in de Regeling aanwijzing directeur-grootaandeelhouder.

      2. Het model, bedoeld in artikel 14, twaalfde lid, onderdeel b, onder 1°, van de wet is getoetst door ten minste een deskundige die in het bezit is van een certificaat als bedoeld in artikel 2.7, tweede lid, of door een bedrijfsarts als bedoeld in artikel 14, eerste lid, aanhef, van de wet.

      3. Het instrument, bedoeld in artikel 14, twaalfde lid, onderdeel b, onder 2°, van de wet:

      a. is opgesteld met betrokkenheid van werkgevers- en werknemersverenigingen op ten minste brancheniveau;

      b. is getoetst door ten minste een deskundige die in het bezit is van een certificaat als bedoeld in artikel 2.7, tweede lid, of een bedrijfsarts als bedoeld in artikel 14, eerste lid, aanhef, van de wet;

      c. is door de betrokken werkgevers- en werknemersverenigingen gezamenlijk aangemeld; en

      d. heeft na aanmelding een geldingsduur van ten hoogste drie jaar.

      4. De werkgever houdt bij het gebruikmaken van het model of het instrument rekening met de specifieke omstandigheden in het bedrijf of de inrichting.

      Artikel 2.14c. Uitzondering bijstand ziekteverzuim

      De verplichting een deskundige of een arbodienst in te schakelen bij de taak, bedoeld in artikel 14, eerste lid, onderdeel b, van de wet geldt niet ten aanzien van de werkgever die uitsluitend:

      a. personen onder zijn gezag arbeid laat verrichten zonder arbeidsovereenkomst of publiekrechtelijke aanstelling;

      b. personen arbeid laat verrichten op incidentele oproep, jegens wie na afloop van de oproep geen loondoorbetalingsplicht bij ziekte op grond van artikel 629 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek bestaat.

Afdeling 4. Psychosociale arbeidsbelasting

      Artikel 2.15. Maatregelen ter voorkoming of beperking van psychosociale arbeidsbelasting

      1. Indien werknemers worden of kunnen worden blootgesteld aan psychosociale arbeidsbelasting worden in het kader van de risico-inventarisatie en — evaluatie, bedoeld in artikel 5 van de wet, de risico’s ten aanzien van psychosociale arbeidsbelasting beoordeeld en worden in het plan van aanpak, bedoeld in artikel 5 van de wet, met inachtneming van de stand van de wetenschap maatregelen vastgesteld en uitgevoerd om psychosociale arbeidsbelasting te voorkomen of indien dat niet mogelijk is te beperken.

      2. Aan werknemers die arbeid verrichten waarbij gevaar bestaat voor blootstelling aan psychosociale belasting wordt voorlichting en onderricht gegeven over de risico’s voor psychosociale arbeidsbelasting alsmede over de maatregelen die er op zijn gericht die belasting te voorkomen of te beperken.

      Artikel 2.16 [Vervallen per 01-01-2007]

      Artikel 2.17 [Vervallen per 01-01-2007]

      Artikel 2.18 [Vervallen per 01-01-2007]

      Artikel 2.19 [Vervallen per 01-01-2007]

      Artikel 2.20 [Vervallen per 01-01-2007]

      Artikel 2.21 [Vervallen per 01-01-2007]

      Artikel 2.22 [Vervallen per 01-01-2007]

Afdeling 5. Bouwproces

      Artikel 2.23. Definities

      In deze afdeling wordt verstaan onder:

      a. richtlijn: Richtlijn nr. 92/57/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 24 juni 1992 betreffende de minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid voor tijdelijke en mobiele bouwplaatsen (PbEG L 245);

      b. ontwerpfase: de studie-, ontwerp- en uitwerkingsfase van het ontwerp van een bouwwerk;

      c. uitvoeringsfase: de fase waarin het bouwwerk materieel tot stand wordt gebracht.

      Artikel 2.24. Aanwijzing

      Voor de toepassing van artikel 16, achtste lid, van de wet worden aangewezen de opdrachtgever, de ontwerpende en de uitvoerende partij.

      Artikel 2.25. Toepasselijkheid

      Deze afdeling is niet van toepassing op arbeid verricht in de winningsindustrie in dagbouw, ondergronds of met behulp van boringen als bedoeld in de afdelingen 6 en 6a van hoofdstuk 2 van dit besluit.

      Artikel 2.26. Algemene uitgangspunten inzake veiligheid en gezondheid bij het ontwerpen van een bouwwerk

      De opdrachtgever zorgt ervoor dat in de ontwerpfase rekening wordt gehouden met de verplichtingen voor de arbeidsomstandigheden die gelden in de uitvoeringsfase, in het bijzonder de verplichtingen, bedoeld in de artikelen 3, 5, eerste en derde lid, en 8 van de wet.

      Artikel 2.27. Kennisgeving

      1. De opdrachtgever zorgt ervoor dat de toezichthouder, overeenkomstig het bij ministeriële regeling voorgeschreven model, vóór de aanvang van de werkzaamheden op de bouwplaats in kennis wordt gesteld van de voorgenomen totstandbrenging van een bouwwerk, indien:

      a. de geraamde duur van de totstandbrenging van het bouwwerk meer dan 30 werkdagen beslaat en op die bouwplaats meer dan 20 werknemers tegelijkertijd arbeid zullen gaan verrichten, of

      b. met de totstandbrenging van het bouwwerk meer dan 500 mensdagen zullen zijn gemoeid.

      2. De kennisgeving wordt zichtbaar op de bouwplaats aangebracht. Indien met betrekking tot de in de kennisgeving vermelde gegevens veranderingen optreden, wordt deze dienovereenkomstig gewijzigd.

      Artikel 2.28. Veiligheids- en gezondheidsplan

      1. De opdrachtgever zorgt ervoor dat ten aanzien van bouwwerken die voor de veiligheid en gezondheid van werknemers bijzondere gevaren met zich meebrengen als bedoeld in bijlage II bij de richtlijn of een bouwwerk ten aanzien waarvan een kennisgeving verplicht is, een veiligheids- en gezondheidsplan wordt opgesteld.

      2. Afhankelijk van de voortgang in het bouwproces, worden in het veiligheids- en gezondheidsplan ten minste vermeld:

      a. een beschrijving van het tot stand te brengen bouwwerk, een overzicht van de betrokken ondernemingen op de bouwplaats, de naam van de coördinator voor de ontwerp- en uitvoeringsfase;

      b. een inventarisatie en evaluatie van de specifieke gevaren die het gevolg zijn van de gelijktijdige

Скачать книгу