Скачать книгу

van de Vader terecht, en wordt naar de persoon van de Schepper gezonden door de werking van dit circuit. Wij geloven tevens dat deze registratie van het huldebetoon van een schepsel bij wie een Richter inwoont, door de geest-tegenwoordigheid van de Vader wordt vergemakkelijkt. Er bestaat een geweldige hoeveelheid bewijsmateriaal om deze overtuiging te staven, en ik weet dat van de Vader-fragmenten van alle orden gemachtigd zijn de oprechte adoratie van degenen bij wie zij inwonen op aanvaardbare wijze te registreren in de tegenwoordigheid van de Universele Vader. De Richters maken ongetwijfeld ook gebruik van rechtstreekse voorpersoonlijke communicatielijnen met God, en zij kunnen eveneens gebruik maken van de circuits der geest-zwaartekracht van de Eeuwige Zoon.

      5:3.3 (65.5) Godsverering geschiedt omwille van de verering, gebed bevat een element van eigenbelang of schepselbelang: dit is het grote verschil tussen verering en gebed. Ware verering bevat absoluut geen verzoek van het vererende zelf of enig ander element van eigenbelang; wij vereren God eenvoudig om wat wij begrijpen dat hij is. Verering vraagt niets en verwacht niets voor degene die vereert. Wij vereren de Vader niet terwille van iets dat wij aan zulke lofprijzingen kunnen ontlenen; wij betonen deze devotie en vereren hem op deze wijze als een natuurlijke, spontane reactie op ons onderkennen van de onvergelijkelijke persoonlijkheid van de Vader en van zijn beminnelijke natuur en aanbiddelijke eigenschappen.

      5:3.4 (65.6) Op het moment dat het element van eigenbelang een rol gaat spelen bij de verering, gaat de devotie ogenblikkelijk over van verering tot gebed, en zou het eigenlijk gericht moeten worden tot de persoon van de Eeuwige Zoon of tot de Schepper-Zoon. Maar in de praktijk van de geestelijke ervaring is er geen reden om gebeden niet te richten tot God de Vader, als een onderdeel van ware aanbidding.

      5:3.5 (66.1) Bij de behandeling van de praktische aangelegenheden van uw dagelijks leven zijt ge in de handen van de geest-persoonlijkheden die hun oorsprong hebben in de Derde Bron en Centrum, ge werkt dan samen met hen die optreden voor de Vereend Handelende Geest. Het is dus zo: ge vereert God; ge bidt tot en hebt gemeenschap met de Zoon, en ge werkt de bijzonderheden van uw verblijf op aarde uit in verbinding met de denkende wezens van de Oneindige Geest, die werkzaam zijn in uw wereld en in uw gehele universum.

      5:3.6 (66.2) De Schepper- of Soevereine Zonen die waken over de bestemming van hun plaatselijke universa, treden zowel voor de Universele Vader op, als voor de Eeuwige Zoon van het Paradijs. Deze Universum-Zonen ontvangen, in de naam van de Vader, de adoratie van godsverering, en lenen het oor aan de beden en verzoeken van hun onderdanen in alle delen van hun respectieve scheppingen. Voor de kinderen van een plaatselijk universum is een Michael-Zoon praktisch gesproken God. Hij is de verpersoonlijking van de Universele Vader en de Eeuwige Zoon in een plaatselijk universum. De Oneindige Geest onderhoudt persoonlijk contact met de kinderen van deze gebieden door de Universum-Geesten, de bestuurlijke en creatieve deelgenoten van de Schepper-Zonen uit het Paradijs.

      5:3.7 (66.3) Oprechte godsverering houdt de mobilisatie in van alle krachten van de menselijke persoonlijkheid onder aanvoering van de evoluerende ziel, waarbij gehoor wordt gegeven aan de goddelijke aansporingen van de met de ziel verbonden Gedachtenrichter. Het denken, dat aan materiële beperkingen is gebonden, kan zich nooit sterk bewust worden van de werkelijke betekenis van ware godsverering. Het besef van de realiteit van de ervaring van godsverering dat de mens heeft, wordt hoofdzakelijk bepaald door de staat van ontwikkeling van zijn evoluerende onsterfelijke ziel. De geestelijke groei van de ziel heeft geheel onafhankelijk van het verstandelijke zelf-bewustzijn plaats.

      5:3.8 (66.4) De ervaring van godsverering bestaat in de sublieme poging van de verloofde Richter om de goddelijke Vader de onuitsprekelijke verlangens en onzegbare aspiraties kenbaar te maken van de menselijke ziel — de ziel die de gezamenlijke schepping is van het sterfelijke bewustzijn dat God zoekt, en de onsterfelijke Richter die God openbaart. Godsverering is daarom de daad van het materiële bewustzijn waarbij het instemt met de poging van het vergeestelijkende zelf, onder leiding van de geest die hiermede is verenigd, om met God te communiceren als een geloofszoon van de Universele Vader. Het sterfelijke bewustzijn stemt in met de godsverering; de onsterfelijke ziel hunkert naar godsverering en geeft de aanzet ertoe; de goddelijke Richter-tegenwoordigheid gaat in deze godsverering voor ten behoeve van het sterfelijke bewustzijn en de evoluerende onsterfelijke ziel. Ten slotte wordt ware godsverering een ervaring die zich op vier kosmische niveaus heeft verwezenlijkt: het verstandelijke, het morontiale, het geestelijke en het persoonlijke — het bewustzijn van het verstand, de ziel en de geest, en hun integratie in de persoonlijkheid.

      5:4.1 (66.5) De moraal van de evolutionaire religies stuwt mensen voorwaarts in hun zoeken naar God door de drijvende kracht van vrees. De openbaringsreligies daarentegen, lokken mensen aan om een God van liefde te zoeken, omdat zij ernaar hunkeren om zoals hij te worden. Maar religie is niet louter een passief gevoel van ‘absolute afhankelijkheid’ en ‘zekerheid van eeuwig leven;’ religie is een levend, dynamisch ervaren van het verwerven van goddelijkheid, gestoeld op het dienen der mensheid.

      5:4.2 (66.6) De grote, onmiddellijke dienst die ware religie de mens bewijst, is dat zij in zijn ervaring een duurzame eenheid tot stand brengt, een blijvende vrede en een diepgewortelde zekerheid. Bij de primitieve mens is zelfs het polytheïsme een betrekkelijke eenwording van het evoluerende Godsbegrip; polytheïsme is monotheïsme in wording. Vroeg of laat is God bestemd te worden begrepen als de werkelijkheid van waarden, de substantie van betekenissen en het leven van waarheid.

      5:4.3 (67.1) God is niet alleen de bepaler van de bestemming, hij is ’s mensen eeuwige bestemming. Alle niet-religieuze activiteiten van de mens trachten het universum te onderwerpen aan het ontwrichtend dienen van het zelf; een waarlijk religieus mens poogt het zelf te identificeren met het universum en dan de activiteiten van dit verenigde zelf te wijden aan het dienen van zijn universum-familie van medemensen en bovenmenselijke wezens.

      5:4.4 (67.2) De domeinen van de filosofie en de kunst bemiddelen tussen de niet-religieuze en de religieuze activiteiten van het menselijk zelf. Door kunst en filosofie wordt de mens met zijn materiële bewustzijn ertoe overgehaald om de geestelijke werkelijkheden en universele waarden van eeuwige betekenissen te beschouwen.

      5:4.5 (67.3) Alle religies leren dat de Godheid vereerd moet worden en kennen een of ander leerstuk inzake de verlossing van de mens. De Boeddhistische religie belooft verlossing uit het lijden, eindeloze vrede; de Joodse godsdienst belooft verlossing uit moeilijkheden, voorspoed voortvloeiend uit rechtvaardigheid; de Griekse religie beloofde verlossing van disharmonie, lelijkheid, door de verwezenlijking van schoonheid; het Christendom belooft verlossing van zonde, heiligheid; het Mohammedanisme geeft bevrijding van de starre morele normen van het Jodendom en het Christendom. De religie van Jezus is verlossing van het zelf, bevrijding van de euvelen van het isolement van het schepsel in tijd en eeuwigheid.

      5:4.6 (67.4) De Hebreeërs baseerden hun godsdienst op goedheid, de Grieken op schoonheid; beide religies zochten waarheid. Jezus openbaarde een God van liefde, en liefde houdt alle waarheid, schoonheid en goedheid in zich.

      5:4.7 (67.5) De volgelingen van Zoroaster hadden een morele religie, de Hindoes een metafysische, de volgelingen van Confucius een ethische. Jezus leefde een religie van dienstbaarheid. Al deze religies zijn van waarde in de zin dat zij deugdelijke toegangswegen vormen tot de religie van Jezus. Het is de bestemming van de religie om de realiteit te worden van de geestelijke unificatie van al hetgeen goed, schoon en waar is in de ervaring van de mens.

      5:4.8 (67.6) De Griekse religie had als wachtwoord het ‘ken uzelf;’ de Hebreeërs stelden in hun leer het ‘ken uw God’ centraal; de Christenen prediken een evangelie dat gericht is op het ‘kennen van de Heer Jezus Christus;’ Jezus verkondigde het goede nieuws van het ‘kennen van God en van uzelf als een zoon van God.’ Deze verschillende opvattingen aangaande het doel van religie bepalen de houding van de individuele mens in verschillende levensomstandigheden en voorspellen de diepte van zijn godsverering en de natuur van zijn persoonlijke gebedsgewoonten. De geestelijke status van elke religie kan worden bepaald door de natuur van haar gebeden.

      5:4.9 (67.7) De voorstelling van een half-menselijke, naijverige God is een onvermijdelijke overgangsfase van het polytheïsme naar het sublieme monotheïsme.

Скачать книгу