Скачать книгу

(63.4) Indien de sterfelijke mens met geheel zijn hart geestelijk gemotiveerd is en zich zonder voorbehoud wijdt aan het doen van de wil van de Vader, dan kan het niet anders, aangezien hij zo zeker en doeltreffend geestelijk begiftigd is met de inwonende goddelijke Richter, dan dat in de ervaring van deze mens het sublieme besef ontstaat dat hij God kent, en de verheven verzekerdheid dat hij de dood zal overleven, zodat hij God kan vinden door de progressieve ervaring dat hij hem meer en meer gaat gelijken.

      5:1.7 (63.5) Bij de mens woont op geestelijke wijze een Gedachtenrichter in, die eeuwig leeft. Indien zulk een menselijk bewustzijn oprechte, geestelijke beweegredenen heeft, indien zulk een menselijke ziel verlangt God te kennen en te worden zoals hij, en dus eerlijk wenst de wil van de Vader te doen, dan bestaat er noch een negatieve invloed die zou kunnen uitgaan van zijn ontberingen als sterveling, noch een positieve kracht die storend zou kunnen optreden en zulk een goddelijk gemotiveerde ziel ervan zou kunnen weerhouden om veilig en zeker op te klimmen naar de poorten van het Paradijs.

      5:1.8 (63.6) De Vader verlangt dat al zijn schepselen in persoonlijke gemeenschap met hem staan. Op het Paradijs heeft hij een plaats om allen te ontvangen die op grond van hun overlevingsstatus en geestelijke natuur daar kunnen komen. Laat dit daarom in uw filosofie voor eens en altijd een uitgemaakte zaak zijn: voor een ieder van u, en voor ons allen, is God benaderbaar, de Vader is bereikbaar, de weg is vrij; de krachten van de goddelijke liefde en de wegen en middelen van het goddelijk bestuur grijpen alle in elkaar om de opgang van ieder waardevol, denkend wezen uit ieder universum naar de tegenwoordigheid van de Universele Vader op het Paradijs te vergemakkelijken.

      5:1.9 (63.7) Het feit dat er met het bereiken van God een ontzaglijke tijdspanne is gemoeid, maakt de tegenwoordigheid en persoonlijkheid van de Oneindige volstrekt niet minder werkelijk. Uw opklimming maakt deel uit van de kringloop der zeven superuniversa, en ofschoon ge dit circuit talloze malen doorloopt, moogt ge verwachten dat ge daarbij in geest en status aldoor binnenwaarts zult gaan. Ge kunt u erop verlaten dat ge van hemellichaam naar hemellichaam zult worden overgebracht, van de buitenste circuits steeds dichter naar het binnenste centrum; en twijfel niet, eens zult ge in de goddelijke centrale tegenwoordigheid staan, en hem, figuurlijk gesproken, zien van aangezicht tot aangezicht. Het gaat om het bereiken van actuele, letterlijke, geestelijke niveaus; deze geestelijke niveaus nu zijn voor iedereen bereikbaar bij wie een Geheimnisvolle Mentor heeft ingewoond en die vervolgens voor eeuwig is gefuseerd met deze Gedachtenrichter.

      5:1.10 (64.1) De Vader houdt zich niet geestelijk schuil, maar zeer velen van zijn schepselen hebben zich verscholen in de nevelen van hun eigenzinnige beslissingen en zich voorlopig onttrokken aan de gemeenschap van zijn geest en de geest van zijn Zoon, doordat ze verkiezen hun eigen koppige weg te gaan en toegeven aan de aanmatiging van hun onverdraagzame bewustzijn en hun ongeestelijke natuur.

      5:1.11 (64.2) De sterfelijke mens kan God nader komen en kan ook herhaaldelijk de goddelijke wil verzaken, zolang het vermogen tot kiezen behouden blijft. De uiteindelijke ondergang van een mens wordt pas bezegeld wanneer hij het vermogen om te kiezen voor de wil van de Vader heeft verloren. Het hart van de Vader sluit zich nooit af voor de nood en de beden van zijn kinderen. Zijn kinderen echter sluiten hun hart voor altijd af voor de aantrekkingskracht van de Vader, wanneer zij ten slotte voorgoed het verlangen verliezen zijn goddelijke wil te doen — om hem te kennen en te zijn zoals hij. Evenzo is ’s mensen eeuwige bestemming verzekerd wanneer door de fusie met de Richter aan het universum wordt geproclameerd dat deze opklimmende mens definitief, onherroepelijk heeft verkozen te leven naar de wil van de Vader.

      5:1.12 (64.3) De grote God maakt rechtstreeks contact met de sterfelijke mens en geeft hem een deel van zijn oneindig, eeuwig en onbegrijpelijk zelf om in hem te leven en te wonen. God is het eeuwige avontuur met de mens aangegaan. Wanneer ge u overgeeft aan de leiding van de geestelijke krachten in en rondom u, staat het vast dat ge de hoge bestemming in het universum zult bereiken die een liefdevolle God heeft ingesteld als het universum-doel voor zijn opklimmende schepselen uit de evolutionaire werelden in de ruimte.

      5:2.1 (64.4) De fysische tegenwoordigheid van de Oneindige is de werkelijkheid van het materiële universum. De bewustzijnstegenwoordigheid van de Godheid moet worden bepaald naar de diepte der individuele verstandelijke ervaring en het evolutionaire persoonlijkheidsniveau. De geestelijke tegenwoordigheid van Goddelijkheid in het universum moet noodzakelijkerwijs differentieel zijn. Zij wordt bepaald door de geestelijke capaciteit tot ontvankelijkheid en door de mate waarin de wil van het schepsel in dienst staat van het doen van de goddelijke wil.

      5:2.2 (64.5) God leeft in een ieder van zijn zonen die uit de geest geboren zijn. De Paradijs-Zonen hebben altijd toegang tot de tegenwoordigheid Gods, ‘de rechterhand van de Vader,’ en al zijn geschapen persoonlijkheden hebben toegang tot het ‘hart van de Vader.’ Het laatste doelt op het persoonlijkheidscircuit, wanneer, waar en hoe er ook contact mee wordt gemaakt, of houdt anders persoonlijke, zelf bewuste gemeenschap en contact in met de Universele Vader, hetzij in zijn centrale verblijfplaats, hetzij op een andere daartoe aangewezen plaats, zoals een van de zeven heilige werelden die bij het Paradijs behoren.

      5:2.3 (64.6) De goddelijke tegenwoordigheid kan echter nergens in de natuur, zelfs niet in het leven van Godkennende stervelingen, zo ten volle en zeker ontdekt worden als wanneer ge poogt gemeenschap te vinden met de inwonende Geheimnisvolle Mentor, de Gedachtenrichter uit het Paradijs. Welk een vergissing, om over God te dromen als ergens ver weg in het firmament, terwijl de geest van de Universele Vader in uw eigen bewustzijn woont!

      5:2.4 (64.7) Het komt door dit fragment van God dat in u woont, dat ge kunt hopen dat ge, naarmate ge steeds meer in harmonie raakt met de geestelijke leiding van de Richter, duidelijker de aanwezigheid en transformerende kracht zult waarnemen van de andere geestelijke invloeden die u omringen en op u inwerken, doch niet werkzaam zijn als een integrerend deel van uzelf. Het feit dat ge u niet verstandelijk bewust bent van een nauw, intiem contact met de inwonende Richter, bewijst geenszins dat zulk een verheven ervaring niet zou bestaan. Het bewijs van broederschap met de goddelijke Richter bestaat geheel in de natuur en omvang van de vruchten van de geest, die worden voortgebracht in de levenservaring van de individuele gelovige. ‘Aan hun vruchten zult ge hen kennen.’

      5:2.5 (65.1) Voor het slechts pover vergeestelijkte, materiële denken van de sterfelijke mens is het uitermate moeilijk om duidelijk en bewust de geest-activiteiten van goddelijke entiteiten zoals de Paradijs-Richters te ervaren. Naarmate de ziel, de gezamenlijke schepping van het bewustzijn en de Richter, steeds meer bestaan verkrijgt, ontwikkelt er zich ook een nieuwe fase van zielsbewustzijn, die de tegenwoordigheid van de Geheimnisvolle Mentors wèl kan ervaren en hun geestelijke leiding en andere bovenmateriële activiteiten kan herkennen.

      5:2.6 (65.2) In de gehele ervaring van gemeenschap met de Richter zijn morele status, innerlijke motivatie, en geestelijke ervaring betrokken. Het eigen besef van zulk een prestatie blijft voornamelijk, doch niet uitsluitend, beperkt tot het gebied van het zielsbewustzijn, maar de bewijzen ervan zijn in overvloed voorhanden in de manifestatie van de vruchten van de geest in het leven van al degenen die in contact zijn gekomen met de innerlijke geest.

      5:3.1 (65.3) Ofschoon de Godheden van het Paradijs vanuit het gezichtspunt van het universum als één zijn, zijn zij in hun geestelijke betrekkingen met wezens zoals de bewoners van Urantia, ook drie onderscheiden, afzonderlijke personen. Er bestaat een onderscheid tussen de Godheden inzake de persoonlijke smeekbeden die tot hen gericht worden, de gemeenschap met hen en andere innige betrekkingen. In de hoogste zin des woords vereren wij de Universele Vader, en hem alleen. Het is waar dat wij de Vader ook kunnen vereren zoals hij wordt gemanifesteerd in zijn Schepper-Zonen, en dat wij dit ook doen, maar direct of indirect is het de Vader die wordt vereerd en geadoreerd.

      5:3.2 (65.4) Smeekbeden van alle soort behoren tot het domein van de Eeuwige Zoon en tot de geestelijke organisatie van de Zoon. Alle gebeden, alle formele communicatie, met uitzondering van de adoratie en verering van de Universele Vader, zijn zaken die een plaatselijk universum aangaan; ze komen gewoonlijk niet verder dan het rechtsgebied van een Schepper-Zoon. Maar verering

Скачать книгу