Скачать книгу

de stengels danste en een gedempte gouden kleur creëerde, en ze probeerde met alle macht de schoonheid ervan in te zien.

      Ze moest zichzelf afleiden, anders zou de pijn ondraaglijk zijn.

      Ze was vastgebonden met haar rug tegen een grote houten paal die ongeveer een halve meter boven haar hoofd uitstak. Haar handen waren samengebonden achter de paal. Ze droeg enkel een zwart kanten onderbroekje en een beha die haar toch al gulle borsten dichter bij elkaar en omhoog duwde. Het was de beha die haar de meeste fooien opleverde bij de stripclub, de beha waardoor haar borsten eruit zagen alsof ze van een eenentwintigjarige waren, in plaats van een vierendertig jaar oude moeder van twee kinderen.

      De paal schuurde tegen haar blote rug en maakte de huid op haar rug rauw. Maar dit was minder erg dan de pijn die de man met de donkere, griezelige stem haar had aangedaan.

      Ze verstrakte toen ze hem achter haar hoorde lopen, zijn voetstappen daalden zachtjes neer in de open plek van het maisveld. Er was ook een ander geluid, zwakker. Hij sleepte iets voort. De zweep, besefte ze, die hij had gebruikt om haar te slaan. Deze moest van weerhaken zijn voorzien en een soort van kwastachtig uiteinde hebben. Ze had het maar één keer gezien, en dat was meer dan genoeg geweest.

      Haar rug prikte door de tientallen zweepslagen, en bij het horen van het ding dat over de grond werd getrokken, raakte ze in paniek. Ze slaakte een kreet, wat goed de honderdste van die nacht kon zijn, die dof en geluidloos in het maisveld leek te verdwijnen. In het begin was haar geschreeuw om hulp geweest, in de hoop dat iemand haar zou horen. Maar na verloop van tijd waren deze steeds meer veranderd in wanhopige kreten van angst en pijn. Geschreeuw van iemand die wist dat er niemand was die haar zou komen helpen.

      “Ik zal overwegen je te laten gaan,” zei de man.

      Hij had de stem van iemand die veel rookte of veel schreeuwde. Er zat ook een soortvreemd gelispel in zijn spraak.

      “Maar eerst moet je je misdaden bekennen.”

      Hij had dit al vier keer gezegd. Ze pijnigde haar hersens opnieuw. Ze had geen misdaden om te bekennen. Ze was een goed persoon geweest voor iedereen die ze kende, een goede moeder; niet zo goed als ze had gewild, maar ze had het geprobeerd.

      Wat wilde hij van haar?

      Ze gilde weer en probeerde haar rug tegen de paal te buigen. Terwijl ze dat deed, voelde ze dat de touwen rond haar polsen een klein beetje losser kwamen te zitten. Ze voelde ook hoe haar kleverige bloed zich rond het touw verzamelde.

      “Beken je misdaden,” herhaalde hij.

      “Ik weet niet waar je het over hebt!” kreunde ze.

      “Je zult het je herinneren,” zei hij.

      Dat had hij ook al eerder gezegd. En hij zei het net voor elke ...

      Er was een zacht fluisterend geluid toen de zweep door de lucht bewoog.

      Ze schreeuwde en kronkelde tegen de paal toen het ding haar trof.

      Vers bloed stroomde uit haar nieuwe wond, maar ze voelde het nauwelijks. In plaats daarvan concentreerde ze zich op haar polsen. Het bloed dat zich daar het afgelopen uur had verzameld, vermengde zich met haar zweet. Ze voelde een klein beetje tussen het touw en haar polsen en dacht dat ze misschien wel zou kunnen ontsnappen. Ze probeerde geestelijk weg te drijven, zichzelf los te koppelen van de situatie.

       Zwiep!

      Deze raakte haar rechtstreeks op de schouder en ze brulde.

      “Alsjeblieft,” zei ze. “Ik zal alles doen wat je wilt! Laat me gewoon gaan!”

      “Beken je …”

      Ze rukte zo hard ze kon en bracht haar armen naar voren. Haar schouders gilden van de pijn, maar ze was meteen vrij. Er was even een brandend gevoel toen het touw over de bovenkant van haar hand schuurde, maar dat was niets vergeleken met de pijn die over haar rug gleed.

      Ze stootte zo hard naar voren dat ze zowat op haar knieën viel en haar ontsnapping bijna verpestte. Maar de primitieve behoefte om te overleven nam de controle over haar spieren over, en voordat ze zich bewust werd van wat ze aan het doen was, begon ze te rennen.

      Ze sprintte, verbaasd dat ze echt vrij was, verbaasd dat haar benen werkten nadat ze zo lang vastgebonden was geweest. Ze zou niet stoppen om het in twijfel te trekken.

      Ze rende door het mais en de stengels sloegen tegen haar aan. De bladeren en takken leken naar haar uit te reiken en schuurden langs haar rauwe rug als oude verdorde vingers. Ze snakte naar adem en concentreerde zich om steeds weer de ene voet voor de andere te blijven zetten. Ze wist dat de snelweg ergens in de buurt zou moeten zijn. Ze hoefde alleen maar te blijven rennen en de pijn te negeren.

      Achter haar begon de man te lachen. Zijn lach klonk als die van een monster dat zich al eeuwen in het maisveld had verstopt.

      Ze slaakte een zacht jammerkreetje en rende verder, haar blote voeten zonken in de modderige grond en haar bijna naakte lichaam duwde de maisstengels opzij, Haar borsten deinden zo hard op en neer dat haar linkerborst uit haar beha ontsnapte. Op dat moment beloofde ze zichzelf dat, wanneer ze hier ooit levend uit zou komen, ze nooit meer zou strippen. Ze zou een betere baan vinden, een betere manier om voor haar kinderen te zorgen.

      Deze gedachte gaf haar nieuwe energie. Ze versnelde en stortte zich door het maisveld. Ze rende zo hard als ze kon. Als ze maar bleef rennen zou ze vrij zijn. De snelweg moest vlakbij zijn.

      Toch?

      Misschien. Maar dat was nog geen garantie dat ze daar ook daadwerkelijk iemand zou aantreffen om haar te helpen. Het was nog geen zes uur 's ochtends en de snelwegen van Nebraska waren meestal nog verlaten op dit tijdstip.

      Ze zag dat er voor haar een open plek in het maisveld moest zijn. Het zwakke licht van de ochtendzon brak door en haar hart maakte een sprongetje toen ze de snelweg zag.

      Ze baande zich een weg door de laatste halmen en terwijl ze dat deed hoorde ze het geluid van een naderende auto. Een golf van hoop vloog door haar lichaam.

      Ze zag de gloed van de naderende koplampen en rende nog sneller, ze was nu zo dichtbij dat ze de geur van het warme asfalt kon ruiken.

      Ze bereikte net de rand van het maïsveld toen er een rode pick-up voorbij reed. Ze schreeuwde en zwaaide verwoed met haar armen.

      “Alsjeblieft!” riep ze.

      Maar tot haar afgrijzen reed de rode pick-up zonder snelheid te verminderen voorbij.

      Ze zwaaide met haar armen en huilde. Misschien dat de bestuurder toevallig in zijn achteruitkijkspiegel keek.

       Zwiep!

      Een scherpe en bijtende pijn explodeerde in de holte van haar linkerknie en ze viel op de grond.

      Ze schreeuwde en probeerde overeind te komen, maar ze voelde dat een sterke hand haar stevig bij haar haren greep en al snel sleepte hij haar terug het maisveld in.

      Ze probeerde te bewegen, los te breken, maar deze keer tevergeefs.

      Er kwam nog een laatste klap van de zweep en daarna verloor ze eindelijk, dankbaar, het bewustzijn.

      Ze wist dat het nu snel over zou zijn: het lawaai, de zweep, de pijn...en haar korte, met pijn gevulde leven.

      HOOFDSTUK EEN

      Rechercheur Mackenzie White zette zich schrap en verwachtte het ergste toen ze die middag door het maisveld liep. Het geluid dat de stengels maakten toen ze erdoorheen liep maakte haar nerveus. Het was een dof, krassend geluid over haar jack terwijl ze rij na rij passeerde. De open plek die ze zocht leek mijlenver weg.

      Toen ze daar eindelijk aankwam, bleef ze abrupt staan en wenste in gedachten dat ze ergens anders was dan hier. Voor haar zag ze het dode, grotendeels naakte lichaam van een ongeveer dertigjarige vrouw. Ze was vastgebonden aan een paal, haar gezicht bevroren in een uitdrukking van angst. Het was een gezichtsuitdrukking die Mackenzie liever niet had gezien, en ze wist meteen dat ze deze nooit meer zou vergeten.

      Vijf

Скачать книгу