Скачать книгу

camera’s binnen een straal van tien straten rond het steegje ontdekt die weleens interessant zouden kunnen zijn.”

      “Zelfs al verliest hij het busje uit het oog,” zei Avery, “dan weten we tenminste welke kant het op is gegaan. We weten dat hij vanuit het steegje in noordelijke richting ging. Samen met wat Thompson eventueel in het park vindt, zal dat het mogelijk maken om een bepaald gebied af te bakenen, en als het moet kunnen we alle huizen contoleren.”

      “Hoe zit het met sporen?” vroeg O’Malley.

      “Niets gevonden in het steegje,” antwoordde Avery.

      “Is dit alles?”

      “We hebben ook enkele verdachten. De avond van haar ontvoering was Cindy op een feestje. Er was daar ook een gozer die George Fine heet. Naar verluidt zit hij al jaren achter Cindy aan: hij volgt dezelfde vakken als zij en verschijnt op alle feestjes waar Cindy ook is. Zaterdag kuste hij Cindy voor de eerste keer en heeft hij de hele avond met haar gedanst.”

      “Heb je hem al gesproken?”

      “Nog niet,” zei ze en ze keek hierbij naar Dylan. “Ik wilde eerst je toestemming vragen voordat ik heel Harvard in rep en roer zou brengen.”

      “Ik ben blij dat je toch iets van gevoel voor protocol hebt,” gromde Dylan.

      “En dan hebben we nog haar vriendje,” voegde Avery eraan toe, “Winston Graves. Cindy zou die nacht naar zijn huis komen. Maar ze is er nooit aangekomen.”

      “Dus we hebben twee mogelijke verdachten, opnamen van de ontvoering en een busje dat we moeten opsporen. Ik ben onder de indruk. En het motief? Heb je daar al over nagedacht?”

      Avery meed zijn blik.

      Zowel de camerabeelden als de manier waarop het slachtoffer was behandeld en neergezet, wezen op een man die genoot van wat hij deed. Hij had het al eerder gedaan en hij zou het weer doen. Hij werd kennelijk gemotiveerd door een kick van machtsgevoelens, want hij trok zich niets aan van de politie. Dat leidde ze af uit de buiging die hij voor de camera bij het steegje had gemaakt. Daar was ofwel lef ofwel domheid voor nodig, en niets in de manier waarop hij het lichaam had gedumpt of haar had ontvoerd wees op een gebrek aan beoordelingsvermogen.

      “Hij speelt een spelletje met ons,” zei ze. “Hij houdt van wat hij doet en hij wil het nog een keer doen. Ik denk dat hij een plan heeft. Dit is nog niet voorbij.”

      Dylan snoof en schudde zijn hoofd. “Belachelijk,” siste hij.

      “Goed,” zei O’Malley. “Avery, je mag morgen met de verdachten gaan praten. Dylan, jij licht Harvard in dat Avery morgen langskomt. Ik bel vanavond de hoofdcommissaris en licht hem in over wat we tot zo ver hebben. Ik kan ook bevelschriften regelen voor de bewakingscamera’s. Zorg ervoor dat Thompson en Jones alert blijven. Dan, ik weet dat je het de hele dag al behoorlijk druk heb gehad, maar nog één klusje en dan kun je naar huis. Probeer achter de adressen van die twee jongens van Harvard te komen. Rij er even langs op weg naar huis. Probeer er zeker van te zijn dat ze deze nacht nergens naartoe gaan. Ik wil niet dat iemand de benen neemt.”

      “Komt in orde,” zei Ramirez.

      “Goed!” O’Malley klapte in zijn handen. “Aan de slag. Jullie hebben prima werk geleverd. Je mag trots zijn op jezelf. Avery en Dylan, wacht nog even hier.”

      Ramirez wees naar Avery. “Zal ik je morgen ophalen? Acht uur? Dan kunnen we samen hierheen komen.”

      “Prima.”

      “Ik ga nog even bij Sarah langs, misschien heeft ze de tekening al.”

      Het enthousiasme van een partner die graag wilde helpen, uit zichzelf en zonder dat ze het hoefde te vragen, was nieuw voor Avery. Alle andere partners die zo ooit had gehad sinds ze bij de politie was gekomen, zagen haar het liefst de mist in gaan.

      “Klinkt goed,” zei ze.

      Nu Ramirez vertrokken was liet O’Malley Dylan aan de ene kant van de vergadertafel plaatsnemen en Avery aan de andere kant. “Luister, jullie allebei,” zei hij met krachtige stem. “Mijn baas belde me vandaag op met de vraag hoe ik het ooit in mijn hoofd heb kunnen halen een bekende en beruchte ex-strafpleiter op deze zaak te zetten. Avery, ik heb hem verteld dat je de perfecte persoon was voor deze zaak en ik sta achter mijn beslissing. Het werk dat je vandaag hebt geleverd, bewijst dat ik gelijk had. Het is echter al halfacht en ik zit nog steeds hier. Ik heb een vrouw en drie kinderen die thuis op me zitten te wachten en ik wil niets liever dan naar huis gaan en deze ellendige plek hier even vergeten. Maar blijkbaar delen jullie mijn bezorgdheid niet, dus begrijpen jullie misschien niet wat ik probeer te zeggen.”

      Verwonderd keek Avery hem aan.

      “Doe dus wat jullie moeten doen en val me niet langer lastig met jullie flauwekul!” riep hij uit.

      Een gespannen stilte vulde de kamer.

      “Dylan, neem je taak op als verantwoordelijke van de dienst! Bel me niet voor elk onbenullig detail. Zorg ervoor dat je je mensen zelf onder controle hebt. En jij,” – hij wendde zich tot Avery – “hou maar op met je zogenaamde grappen en laat die wat-kan-mij-het-schelen houding varen, en doe maar gewoon alsof het je wél iets kan schelen, want ik weet dat dat zo is.” Hij staarde haar lange tijd aan. “Dylan en ik hebben uren op een telefoontje van jullie gewacht. Wil je je radio uitschakelen? Wil je geen telefoons beantwoorden? Misschien kun je dan beter nadenken? Prima, doe je best. Maar wanneer een leidinggevende je opbelt, dan bel je hem terug. Als dit nog eens gebeurt, dan haal ik je van de zaak. Begrepen?”

      Avery knikte onderdanig. “Begrepen,” zei ze.

      “Ik snap het,” zei Dylan en hij knikte.

      “Prima,” zei O’Malley. Hij richtte zich op en glimlachte. “Ik had dit eigenlijk al veel eerder moeten doen, maar nu lijkt me wel een geschikt ogenblik. Avery, ik stel je graag voor aan Dylan Connelly, een gescheiden vader van twee kinderen. Zijn vrouw verliet hem twee jaar geleden omdat hij nooit thuis was en te veel dronk. Ze hebben een nieuw leven in Maine opgebouwd en hij ziet zijn kinderen nooit, dus daarom is hij de hele tijd zo chagrijnig.”

      Dylan verstijfde en stond op het punt iets te zeggen, maar zweeg.

      “En Dylan, dit is Avery Black, voormalig strafpleiter die het helemaal verneukt heeft en een van de gevaarlijkste seriemoordenaars weer de straten van Boston in heeft laten gaan, een man die opnieuw heeft gemoord en haar hele leven heeft verwoest. Ze verloor een miljoenendeal, heeft een ex-man en een kind dat haar nauwelijks nog wil zien. En net zoals jij verdringt ze haar verdriet door hard te werken en te veel alcohol te drinken. Zien jullie nu in dat jullie eigenlijk meer op elkaar lijken dan jullie denken?” Plotseling werd hij weer ernstig. “Stel me niet nog een keer teleur of ik haal jullie allebei van de zaak.”

      HOOFDSTUK ACHT

      Avery en Dylan waren alleen achtergebleven in de vergaderzaal. Zwijgend zaten ze tegenover elkaar. Geen van beiden bewoog. Dylan hield zijn hoofd gebogen. Hij had een ondefinieerbare grimas op zijn gezicht en leek over iets na te denken. Voor het eerst voelde Avery enige sympathie voor hem. “Ik weet hoe je je voelt,” begon Avery.

      Dylan stond zo plotseling en snel op dat zijn stoel tegen de muur knalde. “Denk maar niet dat dit ook maar iets verandert,” zei hij. “Jij en ik zijn totaal verschillend.”

      Zijn dreigende lichaamshouding straalde woede en afstandelijkheid uit, maar zijn ogen zeiden iets anders. Avery kon zien dat hij elk ogenblik kon instorten. De hoofdinspecteur had iets gezegd wat hem had geraakt, net zoals het haar had geraakt. Beiden waren beschadigd, eenzaam. Alleen.

      “Luister,” zei ze, “ik dacht alleen...”

      Dylan draaide zich om en opende de deur. De manier waarop hij de ruimte verliet bevestigde haar vermoedens: hij had tranen in zijn bloeddoorlopen ogen.

      “Verdorie,” mompelde ze.

      De avonden vond Avery het ergst. Ze had geen vriendenkring meer, geen echte hobby’s behalve haar werk en

Скачать книгу