ТОП просматриваемых книг сайта:
Eene Egyptische Koningsdochter. Georg Ebers
Читать онлайн.Название Eene Egyptische Koningsdochter
Год выпуска 0
isbn
Автор произведения Georg Ebers
Жанр Зарубежная классика
Издательство Public Domain
164
Het hier bedoelde standbeeld is dat van Chefren in het museum te Boelaq, dat in 1867 op de tentoonstelling te Parijs algemeen de aandacht trok. Hetzelfde museum bezit een houten beeld, te Saqqara gevonden. Het is uit den pyramiden-tijd, en als kunstwerk niet genoeg te roemen.
165
Toen de Alkmaeoniden voor Pisistratus gevlucht waren, namen zij den bouw van den nieuwen tempel te Delphi op zich, waarvoor de Delphiërs echter een vierde der benoodigde gelden moesten opbrengen. Zij collecteerden o. a. in Egypte eene niet onbelangrijke som. – Driehonderd talenten is ongeveer 810,000 gulden.
166
Candaules, die zich door het vermoorden van koning Gyges van den troon had meester gemaakt.
167
Het oude Attische zilvertalent bedroeg zoowat 2700, een mine 45 gulden; een drachme was ongeveer 8 stuivers, een obolus iets meer dan een stuiver.
168
De volkstammen, die rondom een gemeenschappelijk heiligdom woonden, zooals dat van Delphi.
169
De rijke erfdochter van Clisthenes van Sicyon.
170
De Egyptische tandmeesters moeten zeer knap zijn geweest. Men heeft werkelijk in de kaken van mummiën kunsttanden gevonden.
171
Eed van Rhadamanthus, den zoon van Zeus, om den naam der goden niet op de lippen te nemen.
172
Het Nijlwater smaakt bijzonder lekker. Een reiziger noemde het den champagne onder de wateren. De vrouwen uit den harem van den sultan laten Nijlwater naar Constantinopel brengen. De Arabieren zeggen dat Mohammed, bijaldien hij er van gedronken had, eeuwig zou hebben willen leven.
173
Voorgebergte aan de westkust van Klein-Azië.
174
Naar eenige verzen van Theognis van Megara.
175
Naar de vertaling van Ten Kate en Van den Bergh, waarvan het laatste couplet luidt:
176
In het museum te Leiden is een ledepopje, een man voorstellende die deeg kneedt.
177
Zoo heette de trouwe hond van Odysseus (Ulysses). Italiaansche schoothondjes waren in de oudheid zeer beroemd.
178
Nog heden worden vriendschapsverbintenissen in Perzië feestelijk gesloten, en wel op het zoogenaamde feest der navolging. “Twee Perzen,” verhaalt Brugsch, “die voor hun leven een verbond van vriendschap met elkander willen sluiten, gaan tot den Mollah. Aan dezen openbaren zij hun voornemen, waarna zij zich als ‘brader hâ of broeders’ plechtig laten inzegenen.”
179
De Perzen hadden ten tijde der Achaemeniden geene tempels en godenbeelden. (Vgl. Tiele, De godsdienst van Zarathustra, bl. 71 vv.). Het goede en het booze beginsel, Aoeramazda en Angramainjus, waren onzichtbare wezens, die de gansche schepping vervulden met een talloos heir van goede en booze geesten. De eeuwige tijd schiep het vuur en het water. Hieruit ontstond Ormuzd, de goede geest. Deze was rein, helder als het licht, en wilde alleen het goede. Nadat hij in 12000 jaren den hemel, de aarde, het paradijs en de sterren had geschapen zag hij den boozen geest, Ahriman (Angramainjus), die zwart was en onrein, en niet anders wilde dan het kwade. Ormuzd besloot Ahriman te vernietigen. Er ontstond een groote strijd, waarin de booze werd overwonnen, om 3000 jaren lang machteloos neder te liggen. Gedurende dezen tijd schiep Ormuzd het uitspansel, het water, de aarde, de goede planten, den stier en het eerste menschenpaar. Hierna kwam Ahriman weer te voorschijn. Hij werd opnieuw bedwongen maar niet gedood. Men had Ahriman dan alleen kunnen dooden, wanneer zijne onreinheid zich had kunnen veranderen in reinheid, zijne duisternis in licht. Zoo bleef het booze voortleven, om, zoodra de goede geest iets goeds en reins had geschapen, iets kwaads en onreins er tegenover te stellen. Deze kamp zal voortduren tot den jongsten dag. Dan zal Ahriman rein en heilig zijn. Deze leer is echter niet ouder dan 220 jaren n. C. en schijnt zelfs veel jonger te zijn.
180
Nog staan de vuuraltaren der Perzen op de bergen. Zij kunnen altijd bidden, als er maar vuur en water in de nabijheid is.
181
De koningen der oudheid waren reeds gewoon met dergelijke geschenken de daden hunner onderdanen te beloonen.
182
In het oude Egypte schijnen gewoonlijk vroedvrouwen de vrouwen te hebben bijgestaan, gelijk daar nog het geval is. Koninginnen worden overigens, evenals in onze sprookjes, bijgestaan door goede feeën en godinnen, meestal de Hathors.
183
Eene vreeselijke straf voor groote misdadigers, die dikwijls werd toegepast.
184
Zegelringen werden reeds vroeg door de Egyptenaars gedragen. (Vgl. Genesis 41, 42.) In alle Egyptische musea, o. a. te Leiden, zijn zulke ringen, waarvan sommige vierduizend jaren oud zijn. Men heeft er vele gevonden aan de handen van mummiën.
185
De Egyptische koningen en rijksgrooten waren bijzondere liefhebbers van de jacht. Men richtte daarvoor honden en andere dieren af. Op de monumenten vindt men afbeeldingen van jachten op gazellen, en steenbokken, ook op vogels met slagnetten en werptuigen. Op een leeuwenjacht komt Ramses IV voor, terwijl een met pijlen doorboorde leeuw naast hem nederzijgt en eene gewonde leeuwin in het riet vlucht.
186
Volgens Herodotus mocht een Egyptenaar geen vreemdeling kussen of met dezen uit éen schotel eten; hij mocht zelfs het vleesch niet aanroeren, dat met het mes van een Griek gesneden was. Men herinnere zich, hoe de broeders van Jozef afzonderlijk moesten eten.
187
Na de Egyptenaars waren de Chaldeën te Babylon de eerste sterrenkundigen. Zij moeten reeds in het bezit zijn geweest van astronomische tafels.
188
Zulk een orakel wilde Glycera raadplegen, toen haar minnaar, de treurspeldichter Menander, door koning Ptolemaeus naar Egypte was ontboden.
189
Zulk een bloemen-orakel, dat ons doet denken aan het uitplukken van acacia-, rozen- en madelievenblaadjes (men denke aan Gretchen in den “Faust”), was in de oudheid niet vreemd. Men zegt dat meisjes in Hellas tegenwoordig nog dit orakel raadplegen.
190
Aldus laat Aeschylus den nachtegaal fluiten. Volgens de oude mythe, die door Ovidius zoo aandoenlijk wordt bezongen, is het de weeklacht van Philomele over Itys, die, om zich op zijn vader Tereus te wreken, door zijne eigene moeder Prokne geslacht werd.
191
Bijnaam van Aphrodite (Venus).
192
De Spartanen huwden naar de neiging van hun hart, maar te Athene trad men met de ouders der bruid over een huwelijk in onderhandeling, een natuurlijk gevolg van het afgezonderd leven der Attische meisjes.
193
Sappho’s grootvader, Charaxus, de broeder van de dichteres, was, als op Lesbos geboren, een Aeoliër.