Скачать книгу

was Thanos alweer in de stofstorm verdwenen. Hij zocht zijn weg langs de vage vormen van de gebouwen, en keek uit naar de met olielampen verlichte borden boven de straten. Er waren ook stenen inkervingen, duidelijk bedoeld zodat de lokale inwoners op de tast hun weg konden vinden van de straat van de beer naar die van de slangen, als het nodig was.

      Thanos wist niet voldoende over het systeem om het te kunnen gebruiken, en toch liep hij door.

      Er waren anderen die hetzelfde deden, en Thanos stopte een paar keer in een poging om erachter te komen of de gelaarsde voeten die hij hoorde die van zijn achtervolgers waren. Eén keer drukte hij zich achter de ijzeren welving van een windkering, zijn zwaarden in zijn handen, ervan overtuigd dat zijn achtervolgers uit de herberg hem hadden ingehaald.

      Maar het was een groep slaven die voorbij rende, hun gezichten ingewikkeld tegen het stof. Ze droegen een palankijn, waarin een koopman zat die Thanos kon horen schreeuwen.

      “Sneller, straathonden! Sneller, of ik laat jullie doorboren. We moeten naar de haven voor we de buit mislopen.”

      Thanos keek toe en liep achter de palankijn aan, want degenen die hem droegen kenden de weg waarschijnlijk beter dan hij. Hij kon niet te dicht achter hen aan lopen, want in een stad als Port Leeward was iedereen op zijn hoede voor mogelijke rovers of moordenaars. Toch slaagde hij erin om de palankijn een aantal straten te volgen, voor hij in het stof verdween.

      Thanos stond daar even op adem te komen. En net zo snel als de stofstorm was komen opzetten, trok hij weer weg. Ineens had hij uitzicht over de haven.

      Thanos staarde verbijstert voor zich uit.

      Eerder had hij al volop schepen in de haven zien liggen. Maar nu leek het of het water helemaal vol lag, bijna alsof Thanos over de dekken naar de horizon kon lopen.

      Er zaten veel oorlogsschepen bij, maar nog veel meer koopvaardijschepen en kleinere vaartuigen. Gezien het feit dat de grote vloot al uit Felldust was vertrokken had de haven vrijwel leeg moeten zijn, maar het leek alsof er niet eens ruimte was voor nog een boot. Het leek erop dat iedereen in Felldust hierheen was gekomen, klaar om het Rijk te plunderen.

      Toen pas begon het tot Thanos door te dringen wat dit betekende. Het zou niet alleen een leger zijn dat het Rijk aan zou vallen, maar een heel land. Ze hadden een kans gezien om het land te bezetten dat hen zo lang ontzegd was, en nu zouden ze alles inzetten dat ze hadden.

      Ongeacht wat dat betekende voor de mensen die er al waren.

      “Wie ben je?” vroeg een soldaat die naar hem toe liep. “Welke vloot, welke kapitein?”

      Thanos dacht snel na. De waarheid zou weer een gevecht opleveren, en hij had nu niet de welkome sluier van stof om zich in te verbergen. Hij twijfelde er niet aan dat hij net als de inwoners van Felldust onder het stof zat, maar als iemand erachter kwam wie hij was, of dat hij uit het Rijk kwam, zou het niet goed aflopen.

      Even vroeg hij zich af wat ze in Felldust met spionnen deden. Wat het ook was, het kon niet plezierig zijn.

      “Bij welke vloot hoor je?” wilde de man weer weten. Hij begon geërgerd te klinken.

      “De vloot van de Vierde Steen Vexa,” antwoordde Thanos op een eveneens geërgerde toon. Hij probeerde het te laten klinken alsof hij geen tijd had voor dergelijke onderbrekingen. Dat was niet zo lastig, gezien hoe weinig tijd hij had om terug te komen zodat hij Ceres kon helpen. “Vertel me alsjeblieft dat het niet waar is dat haar vloot al is vertrokken.”

      De andere man lachte hem uit. “Het ziet ernaar uit dat je geen geluk hebt. Dacht je dat je gewoon kon blijven zitten en afscheid nemen van de favoriete hoer van je bemanning? Als je tijd verspilt, verspil je je kans.”

      “Verdomme!” zei Thanos, die zijn best deed om in zijn rol te blijven. “Ze kunnen niet allemaal al weg zijn. Hoe zit het met de andere schepen?”

      Dat leverde weer een lach op. “Je kunt het vragen als je wil, maar als je denkt dat er nog een schip is dat niet vol zit dan heb je niet opgelet. Iedereen wil een plek. De helft van hen kan nauwelijks vechten. Maar weet je wat, misschien kan ik een plek voor je vinden bij de bemanning van Oude Vorkbaard. De Derde Steen neemt zijn tijd. Ik vraag alleen om de helft van je buit.”

      “Misschien, als ik de kerels waar ik mee zou vertrekken niet kan vinden,” zei Thanos. Elke seconde dat hij hier stond was een seconde waarin hij niet terug zeilde naar Delos met de enige bemanning die hem niet zou doden op het moment dat ze erachter kwamen wie hij was.

      Hij zag de andere man zijn schouders ophalen. “Je krijgt zo laat geen beter aanbod meer.”

      “We zullen zien,” zei Thanos, en hij begon langs de boten te lopen.

      Voor een buitenstaander moest het eruit zien alsof hij op zoek was naar één van de schepen van de vloot, hoewel Thanos hoopte dat hij die niet zou vinden. Het laatste dat hij wilde was gedwongen worden om voor de marine van Felldust te werken.

      Toch zou hij het doen, als het moest. Als het betekende dat hij terug kon naar Ceres, als het betekende dat hij haar zou kunnen helpen, dan zou hij het riskeren. Hij zou de rol van een krijger uit Felldust spelen, enthousiast om zijn vloot in te halen. Als de grote vloot er nog had gelegen, dan was dat waarschijnlijk zijn eerste keus geweest; hij zou zo dicht mogelijk bij de Eerste Steen gekomen zijn om hem te doden.

      Maar nu, als hij met deze tweede vloot meeging, zou hij er niet komen voor het te laat was. Hij zou zeker niet in staat zijn om te helpen. Dus hij liep over de planken tussen de schepen en keek naar de krijgers die vaten met vers water en kratten met voedsel droegen. Thanos prikte minstens drie vaten lek, maar een dergelijke sabotage zou een vloot als deze natuurlijk niet tegen houden.

      Dus zocht hij verder. Hij zag mannen en vrouwen die wapens verzamelden en roeislaven vastketenden. Hij zag met stof bedekte priesters die gebeden prevelden voor goed geluk, en dieren offerden op manieren die het stof in een bloederige modder veranderden. Hij zag twee groepen soldaten onder verschillende vlaggen ruziën over wie er het eerst de werf op mocht.

      Thanos zag veel dingen die hem kwaad maakten, en meer dat hem bang maakte voor Delos. Er was één ding dat hij niet kon vinden, en dat was juist hetgeen waarvoor hij hier was gekomen. Er lagen honderden boten, in alle denkbare vormen, formaten en soorten. Er waren boten die tot de nok toe vol zaten met stoer uitziende krijgers, en boten die eruitzagen als weinig meer dan verheerlijkte plezierboten, misschien net zo goed bedoeld om mensen de invasie te laten zien als om er aan deel te nemen.

      Wat hij niet zag was de boot die hem hier had gebracht. Hij moest terug naar Ceres, maar op dat moment wist Thanos niet hoe.

      HOOFDSTUK VIER

      Stephania rende door het kasteel, gedreven door het geluid van oorlogshoorns, als een hert op de vlucht voor een jachtpartij. Als ze nu niet wegkwam, zou ze niet meer kunnen ontsnappen. Ze had genoeg gedaan als het op Ceres aankwam.

      “Laat Felldust maar met haar afrekenen,” zei Stephania.

      Ze liep terug door het kasteel, tot het punt waar ze de ingang naar de tunnels onder de stad vond. Ze hoopte maar dat Elethe haar ontsnappingsroute vrij had gehouden. Nu was het tijd om te vluchten. Het zou al erg genoeg zijn als ze door de rebellen gepakt werden, maar vastzitten in een strijd tussen de rebellen en de Vijf Stenen van Felldust zou nog veel erger zijn.

      Behalve…

      Stephania stopte, en keek door een raam uit naar de haven. De lucht kleurde donker met projectielen, en er naderde een donker lint van invasietroepen. Stephania rende naar een plek waar ze over de muren heen kon kijken, en ze zag de branden die erachter woedden.

      Het leek erop dat het niet uitmaakte waar ze heen vluchtte; er waren overal vijanden. Ze kon niet zomaar via het water wegglippen, zoals ze was gekomen. Ze kon het niet riskeren via het platteland te vluchten, want er zouden plunderaars zijn om de mensen terug naar de stad te drijven. Ze kon niet openlijk door Delos dwalen, want de rebellen lagen overal op de loer.

      Maar waar waren die soldaten eigenlijk? Stephania was een paar wachters gepasseerd toen

Скачать книгу