Скачать книгу

was om mensen mee te martelen.

      “Je gaat heel, heel veel pijn lijden,” zei hij.

      Terwijl hij uithaalde, hief Luanda haar handen naar haar gezicht. Ze sloot haar ogen en schreeuwde.

      Op dat moment gebeurde er iets heel vreemds: terwijl Luanda schreeuwde, werd haar schreeuw beantwoord door een nog luidere schreeuw. Het was de schreeuw van een dier. Een monster. Een primordiaal gebrul, luider en intenser dan alles dat ze ooit had gehoord. Het was als onweer, en het leek de hemel te verscheuren.

      Luanda deed haar ogen open en keek omhoog, terwijl ze zich afvroeg of ze het zich had verbeeld. Het klonk alsof God zelf het had uitgeschreeuwd.

      Ook Romulus keek stomverbaasd omhoog. Luanda kon aan zijn gezichtsuitdrukking zien dat het echt was gebeurd; ze had het zich niet ingebeeld.

      Er klonk weer een gebrul, nog luider dan eerst, met een enorme intensiteit, zoveel kracht. Luanda besefte dat het maar één ding kon zijn:

      Een draak.

      Terwijl de hemel in tweeën leek te splijten, zag Luanda tot haar verbijstering twee immens grote draken verschijnen, de grootste en meest angstaanjagende wezens die ze ooit had gezien. Ze blokkeerden de zon en veranderden de dag in de nacht terwijl ze een donkere schaduw over hen wierpen.

      Romulus’ wapen viel uit zijn handen, en zijn mond viel open. Hij had duidelijk ook nog nooit zoiets gezien. De twee draken vlogen laag bij de grond, nauwelijks zes meter boven hun hoofden. Hun klauwen hingen onder hen, en terwijl ze weer brulden, kromden ze hun ruggen en spreidden ze hun vleugels.

      Luanda zette zich schrap in de veronderstelling dat ze kwamen om haar te doden. Maar terwijl ze hen over zich heen zag vliegen, terwijl ze bijna omviel door de harde wind, besefte ze dat ze ergens anders heen gingen: het Ravijn over. De Ring in.

      De draken moesten de soldaten de Ring in hebben zien gaan en beseft hebben dat het Schild was uitgeschakeld. Ze hadden gevoeld dat het hun kans was om ook de Ring binnen te gaan.

      Luanda keek gefascineerd toe hoe één van de draken zijn bek opende, naar beneden dook, en vuur spuwde naar de mannen op de brug.

      De lucht vulde zich met het geschreeuw van duizenden soldaten van het Rijk, terwijl ze werden verzwolgen door een enorme muur van vuur.

      De draken vlogen door en bleven vuur spuwen terwijl ze over de brug vlogen en Romulus’ mannen levend werden verbrand. Toen vlogen ze verder de Ring in, een spoor van vernieling achterland.

      Binnen enkele momenten waren er geen levende mannen van het Rijk meer op de brug of op het vasteland van de Ring te bekennen.

      De mannen van het Rijk die op het punt hadden gestaan om de brug over te steken, hielden abrupt halt. Ze durfden niet meer. Ze keerden om en vluchtten terug naar hun schepen.

      Romulus draaide zich en zag zijn mannen vertrekken.

      Luanda zat verbijsterd op de grond en besefte ineens dat dit haar kans was. Romulus was afgeleid. Hij ging zijn mannen achterna om hen te overtuigen toch de brug over te steken. Het was nu of nooit.

      Met een bonzend hart sprong Luanda overeind en rende terug naar de brug. Ze wist dat ze slechts enkele seconden had; als ze geluk had zou ze misschien, heel misschien, de overkant kunnen halen voor Romulus het door zou hebben. En als ze naar de andere kant kon komen, zou dat misschien het Schild herstellen.

      Ze moest het proberen, en ze wist dat het nu of nooit was.

      Luanda rende en rende. Ze hijgde zo hard dat ze nauwelijks na kon denken. Haar benen voelden als lood, haar keel was droog, en de koude wind joeg langs haar kaalgeschoren hoofd.

      Ze rende steeds sneller en sneller en haar hart bonsde in haar oren. Ze hoorde niets meer behalve haar eigen ademhaling, en alles om haar heen ging als een waas langs haar heen. Ze was al een goede vijftig meter op de brug voor ze de eerste schreeuw hoorde.

      Romulus. Hij had haar door.

      Achter zich hoorde ze het geluid van galopperende paarden die haar achterna kwamen.

      Luanda rende voor haar leven terwijl ze de mannen op zich af voelde komen. Ze rende langs de levenloze lichamen van de mannen van het Rijk, verbrand door de adem van de draken. Sommigen smeulden nog na. Achter haar kwam het geluid van de roffelende paardenhoeven steeds dichterbij. Ze wierp een blik over haar schouder en zag dat de mannen hun speren hoog hadden geheven. Ze wist dat Romulus haar deze keer dood wilde hebben. Ze wist dat die speren binnen enkele seconden haar rug zouden doorboren.

      Luanda keek weer voor zich en zag het vasteland van de Ring op nog maar enkele meters afstand liggen. Als ze het maar kon halen. Nog maar drie meter. Als ze nu maar de grens over kon, dan zou misschien, heel misschien, het Schild weer hersteld worden.

      De mannen denderden op haar af terwijl ze haar laatste stappen zette. Het geluid van de paardenhoeven was oorverdovend, en ze rook het zweet van de paarden en de mannen. Ze zette zich schrap, en verwachtte elk moment een speer in haar rug te krijgen. Ze waren slechts enkele meters weg. Maar zij ook.

      In een laatste wanhopige poging nam Luanda een duik. Ze klapte hard tegen de grond. Vanuit haar ooghoek zag ze een speer door de lucht zeilen, die recht op haar afkwam.

      Maar zodra Luanda over de lijn was en op het vasteland van de Ring landde, werd het Schild achter haar ineens weer geactiveerd. De speer, die nog slechts centimeters van haar was verwijderd, desintegreerde midden in de lucht. En daarachter begonnen de soldaten op de brug te schreeuwen terwijl ze in vlammen opgingen.

      Binnen enkele seconden was er niets meer van hen over, behalve hoopjes as.

      Aan de overkant stond Romulus. Hij schreeuwde. Het was een schreeuw van wanhoop. De schreeuw van iemand die verslagen was. Ze was hem te slim af geweest.

      Luanda lag hijgend op de grond, in shock. Ze draaide haar hoofd en kuste de grond. Toen gooide ze haar hoofd achterover en begon te lachen.

      Ze had het gehaald. Ze was veilig.

      HOOFDSTUK ZES

      Thorgrin stond op de open plek tegenover Andronicus, omgeven door beide legers. Andronicus torende in al zijn glorie boven Thor uit, een enorme strijdbijl in zijn ene hand, een zwaard in de andere. Terwijl Thor tegenover hem stond, dwong hij zichzelf om langzaam en diep adem te halen, om zijn emoties onder controle te houden. Thor moest zijn hoofd erbij houden, hij moest zich concentreren terwijl hij tegen deze man vocht, op dezelfde manier zoals hij bij iedere andere vijand zou doen. Hij vertelde zichzelf dat hij het niet tegen zijn vader opnam, maar tegen zijn grootste vijand. De man die Gwendolyn kwaad had gedaan; de man die al zijn landgenoten had laten lijden; de man die hem gehersenspoeld had. De man die het verdiende te sterven.

      Nu Rafi dood was en alle ondoden zich weer onder de aarde bevonden, was er geen reden meer om hun laatste confrontatie uit te stellen. Het was het gevecht dat het lot van de oorlog zou bepalen. Thor zou hem niet weg laten komen, niet deze keer, en Andronicus leek eindelijk bereid om het tegen zijn zoon op te nemen.

      “Thornicus, je bent mijn zoon,” zei Andronicus in zijn lage stem. “Ik wil je geen pijn doen.”

      “Maar ik jou wel,” antwoordde Thor. Hij weigerde om toe te geven aan Andronicus’ mind games.

      “Thornicus, mijn zoon,” herhaalde Andronicus terwijl Thor een stap naar voren deed, “ik wil je niet doden. Leg je wapens neer en sluit je bij me aan. Sluit je bij me aan zoals je eerst deed. Je bent mijn zoon. Je bent niet hun zoon. Mijn bloed stroomt door jouw aderen; niet dat van hen. Mijn thuisland is jouw thuisland; de Ring is niets meer dan een tijdelijke plek voor je. Je behoort bij mijn mensen. Deze mensen betekenen niets voor je. Kom naar huis. Kom terug naar het Rijk. Laat me de vader zijn die altijd al wilde. En wordt de zoon die ik altijd al wilde hebben.

      Ik zal niet tegen je vechten,” zei Andronicus, en hij liet zijn strijdbijl zakken.

      Thor had genoeg gehoord. Hij moest nu in actie komen, voor dit monster hem van gedachten zou doen veranderen.

      Thor gaf een schreeuw

Скачать книгу