ТОП просматриваемых книг сайта:
Het Urantia Boek. Urantia Foundation
Читать онлайн.Название Het Urantia Boek
Год выпуска 0
isbn 9789090111513
Автор произведения Urantia Foundation
Жанр Религия: прочее
Издательство Ingram
16:6.4 (191.7) Er bestaat in alle persoonlijkheidsassociaties van het kosmische bewustzijn een kwaliteit die de ‘werkelijkheidsrespons’ genoemd zou kunnen worden. Het is deze universele kosmische gave aan wilsschepselen die hen ervoor behoedt hulpeloze slachtoffers te worden van de impliciete, apriorisch aangenomen onderstellingen van de wetenschap, de filosofie en de religie. Deze werkelijkheidsgevoeligheid van het kosmische bewustzijn reageert op bepaalde fasen van de realiteit, precies zoals energie-materie reageert op zwaartekracht. Het zou nog juister zijn om te zeggen dat deze bovenmateriële werkelijkheden zo reageren op het bewustzijn van de kosmos.
16:6.5 (192.1) Het kosmische bewustzijn reageert (herkent reactie) feilloos op drie niveaus van universum-werkelijkheid. Deze reacties zijn vanzelfsprekend voor degenen die helder redeneren en diep nadenken. Deze realiteitsniveaus zijn:
16:6.6 (192.2) 1. Veroorzaking — het realiteitsdomein van de lichamelijke zintuigen, de wetenschappelijke gebieden van logische uniformiteit, de differentiatie van het feitelijke en het niet-feitelijke, reflectieve conclusies die gebaseerd zijn op kosmische respons. Dit is de mathematische vorm van het kosmische onderscheidingsvermogen.
16:6.7 (192.3) 2. Plicht — het realiteitsdomein van de ethiek in het rijk der filosofie, de arena van de rede, de onderkenning van relatief goed en kwaad. Dit is de oordelende vorm van het kosmische onderscheidingsvermogen.
16:6.8 (192.4) 3. Godsverering — het geestelijke domein van de realiteit der religieuze ervaring, het persoonlijke besef van de goddelijke vriendschap, de onderkenning van geest-waarden, de verzekerdheid van eeuwige overleving, de opklimming vanuit de staat van dienaar van God tot de vreugde en vrijheid van een zoon van God. Dit is het hoogste inzicht van het kosmische bewustzijn, de eerbiedige, Godvererende vorm van kosmisch onderscheidingsvermogen.
16:6.9 (192.5) Deze wetenschappelijke, ethische en geestelijke inzichten, deze kosmische reacties, zijn inherent in het kosmische bewustzijn waarmee alle wilsschepselen worden begiftigd. De levenservaring ontwikkelt zonder uitzondering deze drie kosmische intuïties: zij zijn constitutief voor de ontwikkeling van het zelf-bewustzijn van het reflectieve denken. Doch het is droevig te moeten vaststellen dat zo weinig mensen op Urantia er genoegen in scheppen om deze kwaliteiten van het moedige, onafhankelijke, kosmische denken te cultiveren.
16:6.10 (192.6) In het bewustzijn dat in plaatselijke universa worden geschonken, vormen deze drie inzichten van het kosmische bewustzijn de apriorische vooronderstellingen die het de mens mogelijk maken als een rationele en zelf-bewuste persoonlijkheid te functioneren op de terreinen van wetenschap, filosofie, en religie. Anders gezegd, de erkenning van de realiteit van deze drie manifestaties van de Oneindige vindt plaats door een kosmische techniek van zelfopenbaring. Materie-energie wordt herkend door de mathematische logica van de zintuigen; de bewustzijnsrede kent intuïtief haar morele plicht; geest-geloof (godsverering) is de religie van de werkelijkheid van geestelijke ervaring. Deze drie fundamentele factoren in het reflectieve denken kunnen worden verenigd en gecoördineerd in de ontwikkeling van de persoonlijkheid, of zij kunnen in wanverhouding tot elkaar geraken en praktisch alle onderling verband verliezen in hun respectieve functies. Wanneer zij echter geünificeerd worden, brengen ze een sterk karakter voort, gebaseerd op de correlatie van op feiten gebaseerde wetenschap, een morele levensopvatting, en echte religieuze ervaring. Deze drie kosmische intuïties nu, geven objectieve geldigheid, werkelijkheid, aan ’s mensen ervaring in en met dingen, betekenissen en waarden.
16:6.11 (192.7) Het is het doel van scholing om deze aangeboren gaven van het menselijke bewustzijn te ontwikkelen en te verscherpen; van civilisatie om uit te drukken; van levenservaring om te verwezenlijken, van de religie om te veredelen, en van de persoonlijkheid om te unificeren.
7. Moraliteit, rechtschapenheid, en persoonlijkheid
16:7.1 (192.8) Intelligentie alleen kan de morele natuur niet verklaren. Moraliteit, deugd, is de menselijke persoonlijkheid aangeboren. De morele intuïtie, plichtsbesef, is een bestanddeel van het bewustzijn dat de mens is geschonken, en zij is verbonden met de andere onvervreemdbare eigenschappen van de menselijke natuur: wetenschappelijke weetgierigheid en geestelijk inzicht. ’s Mensen geestvermogens gaan die van zijn dierlijke verwanten ver te boven, maar het zijn zijn morele en religieuze natuur die hem speciaal onderscheiden van het dierenrijk.
16:7.2 (193.1) De selectieve respons van een dier is beperkt tot het motorische niveau van gedrag. Het ver- meende inzicht van de hogere dieren ligt op een motorisch niveau en treedt gewoonlijk pas aan de dag na de ervaring van het motorische pogen en falen. De mens is in staat om wetenschappelijk, moreel en geestelijk inzicht aan te wenden vóór hij aan enige verkenning of proefneming begint.
16:7.3 (193.2) Alleen een persoonlijkheid kan weten wat hij doet voordat hij het doet; alleen persoonlijkheden hebben inzicht dat aan ervaring voorafgaat. Een persoonlijkheid kan eerst kijken voordat hij springt, en kan daarom leren zowel door te kijken als door te springen. Een niet-persoonlijk dier leert gewoonlijk slechts door te springen.
16:7.4 (193.3) Tengevolge van ervaring raakt een dier in staat de verschillende manieren te onderzoeken om een doel te bereiken, en een benadering te kiezen die gebaseerd is op zijn verzamelde ervaring. Maar een persoonlijkheid kan ook het doel zelve onderzoeken en oordelen of het de moeite waard is, de waarde ervan beoordelen. Intelligentie op zichzelf kan onderscheiden wat de beste manier is om willekeurige doeleinden te bereiken, doch een moreel wezen bezit een inzicht dat hem in staat stelt te onderscheiden zowel tussen doeleinden als tussen de wegen om deze te bereiken. En wanneer een moreel wezen deugd verkiest, is hij niettemin verstandig. Hij weet wat hij doet, waarom hij het doet, waarheen hij gaat, en hoe hij daar zal komen.
16:7.5 (193.4) Wanneer de mens de doeleinden van zijn streven als sterveling niet onderscheidt, bevindt hij dat hij functioneert op het dierlijke niveau van bestaan. Hij is er niet in geslaagd de hogere voordelen te benutten van de materiële scherpzinnigheid, het morele onderscheidingsvermogen en geestelijke inzicht die voor hem als persoonlijk wezen een integraal bestanddeel vormen van het kosmische bewustzijn dat hem geschonken is.
16:7.6 (193.5) Deugd is rechtvaardigheid — conformiteit met de kosmos. Het benoemen van deugden is niet hetzelfde als het definiëren ervan, maar als ge ernaar leeft, kent ge ze. Deugd is niet louter kennis en nog geen wijsheid, maar veeleer de realiteit van progressieve ervaring in het bereiken van opgaande niveaus van kosmische prestaties. In het dagelijks leven van de sterfelijke mens wordt deugd verwezenlijkt door het bestendig kiezen van het goede in plaats van het kwade, en deze bekwaamheid om te kiezen is het bewijs van het bezit van een morele natuur.
16:7.7 (193.6) s Mensen kiezen tussen goed en kwaad wordt niet alleen beïnvloed door de wakkerheid van zijn morele natuur, doch ook door invloeden als onwetendheid, onrijpheid en waanideeën. Een gevoel voor verhoudingen speelt ook een rol in het beoefenen van deugd, omdat men kwaad kan bedrijven wanneer tengevolge van vertekenig of misleiding het mindere wordt gekozen in plaats van het betere. De kunst van relatieve schatting of vergelijkende meting is een onderdeel van de beoefening van de deugden in het domein van de ethiek.
16:7.8 (193.7) s Mensen morele natuur zou machteloos zijn zonder de kunst van het meten, het onderscheidingsvermogen dat besloten is in zijn vermogen tot het nauwkeurig onderzoek van bedoelingen. Zijn morele keuzen zouden eveneens doelloos zijn zonder het kosmische inzicht dat besef van geestelijke waarden oplevert. Gezien vanuit het standpunt van intelligentie, klimt de mens op tot het niveau van een moreel wezen omdat hij begiftigd is met persoonlijkheid.
16:7.9 (193.8) Moraliteit kan nooit worden bevorderd door wetgeving of door dwang. Zij is een persoonlijke, vrijwillige aangelegenheid en moet worden verspreid door de aanstekelijke werking van het contact van personen die de zoete geur van moraliteit verspreiden met degenen die minder moreel responsief zijn, maar die ook tot