Скачать книгу

door te doen alsof je iemand anders bent,” zei Royce. De ridder leek het te begrijpen. Al mompelend begon hij modder op zijn schild te smeren, zodat niemand het familiewapen zou zien. “Iedereen, hou je capuchons op. Vooral jij, Neave.”

      Royce wist niet hoe de inwoners van de stad zouden reageren als ze een van de Picti bij hen zagen. Hij wilde zich niet een weg door een hele stad hoeven vechten. Het was al erg genoeg dat hij nog steeds vergezeld werd door Gwylim, die veel te groot en angstaanjagend was om een wolf te zijn.

      Ze reden de stad binnen en keken om zich heen naar de krakkemikkige gebouwen terwijl ze zich richting de haven en de wachtende schepen begaven. De meeste waren nauwelijks meer dan vissersboten, maar er waren een aantal grotere walvisvaardersboten bij. Daartussen lagen ook koggen en lange schepen die eruitzagen alsof ze hier waren om te handelen.

      Royce hoorde de geluiden van dronken mensen en incidenteel geweld uit de tavernes komen en hij zag marktkraampjes waar ranzig vlees en exclusieve buitenlandse delicatessen naast elkaar lagen.

      “We moeten ons verspreiden,” zei Matilde. Ze leek een taverne op het oog te hebben.

      Royce schudde zijn hoofd. “We moeten bij elkaar blijven. We gaan naar de haven, zoeken een schip en dán kunnen we de boel verkennen.”

      Matilde leek daar niet zo blij mee te zijn, maar ging toch mee naar de haven. Daar leken de werkzaamheden zich op een traag tempo voort te zetten, met zeelieden die op de scheepsdekken rondhingen of in de zon zaten.

      “Hoe pakken we dit aan?” vroeg Mark terwijl hij om zich heen keek. “Ik denk niet dat het makkelijk zal worden om een kapitein te vinden die naar de Zeven Eilanden wil.”

      Royce wist niet of er een goed antwoord op die vraag was. Voor zover hij kon zien had hij slechts één optie en die was allesbehalve subtiel.

      “Luister naar me!” riep hij om boven het vage geroezemoes op de kade uit te komen. “Ik heb een schip nodig. Is hier een kapitein die bereid is om naar de Zeven Eilanden te varen?”

      “Is dit wel verstandig?” vroeg Bolis.

      “Hoe moeten we anders iemand vinden?” vroeg Royce. Zelfs als ze de tavernes binnen zouden gaan en het stilletjes zouden vragen, zou het nieuws als een lopend vuurtje rondgaan. Misschien was dit zelfs wel beter. Hij verhief zijn stem. “Ik vraag het nog een keer: wie wil ons naar de Zeven Eilanden brengen?”

      “Waarom wil je daarheen?” klonk een stem. De man die naar voren beende droeg het felgekleurde zijde van een koopman en had een dikke buik.

      “Zaken,” zei Royce, die niet meer wilde vrijgeven. “Er zijn mensen die de vaardigheden van mij en mijn gezelschap nodig hebben.”

      De man kwam verder naar voren. Royce bekeek zijn gezicht en zocht naar een teken dat de man hen herkend had. Maar hij zag niets.

      “Hoe zit dat?” vroeg de man. “Zijn jullie narren, jongleurs?”

      Royce dacht snel na. Misschien konden ze niet zo makkelijk voor huurlingen doorgaan, maar dit…

      “Natuurlijk,” zei hij. Hij ontweek de blik van Bolis. “We hebben een afspraak op de Zeven Eilanden.”

      “Jullie moeten wel goed betaald krijgen als jullie daarheen gaan,” zei de kapitein. “Wat betekent dat jullie kunnen betalen?”

      Royce haalde een klein buideltje tevoorschijn. “Tot op zekere hoogte.”

      Als dit hem naar de plek bracht waar zijn vader was, zou hij daar alles voor over hebben. Hij gooide het buideltje in de richting van de kapitein. De man ving het op.

      “Is dat genoeg?” vroeg Royce.

      Dat was ook een risico. De kapitein kon zich omdraaien en het geld meenemen naar zijn schip. Als Royce iets deed om hem tegen te houden zou dat meteen duidelijk maken wie hij was. Even leek de tijd te bevriezen.

      Toen knikte de kapitein. “Aye, het is genoeg. Ik zorg dat jullie heelhuids op de Zeven Eilanden komen. Maar daarna staan jullie er alleen voor.”

      HOOFDSTUK TWEE

      Genevieve wankelde in een waas weg van de stad, nauwelijks in staat om te bevatten wat er bij Altfors kasteel was gebeurd. Ze was er hoopvol heen gegaan, maar nu had ze het gevoel dat er niets meer in haar zat. Ze had gedacht dat nu de troepen van de hertog verslagen waren en Royce had gewonnen, ze misschien naar hem toe kon gaan, dat ze bij hem kon zijn.

      Maar ze dacht weer terug aan de aanblik van de ring om de vinger van Olivia, die betekende dat ze verloofd was met de man van wie ze hield.

      Genevieve struikelde toen haar voet ergens achter bleef haken. Pijn schoot door haar enkel. Ze strompelde verder, want wat moest ze anders? Het was niet zo dat er iemand op de hei was die haar kon helpen.

      “Ik had naar de heks moeten luisteren,” zei ze tegen zichzelf terwijl ze liep. De vrouw, Lori, had getracht haar te waarschuwen dat ze niets dan ellende zou aantreffen als ze naar het kasteel ging. Ze had Genevieve twee wegen laten zien en haar beloofd dat de weg die niet naar Royce leidde de weg zou zijn die haar gelukkig zou maken. Genevieve had haar niet geloofd, maar nu… nu voelde het alsof haar hart brak.

      Een deel van haar vroeg zich af of het misschien nog steeds mogelijk was om in de richting van die tweede weg te lopen, maar zodra die gedachte in haar opkwam wist Genevieve dat die kans verkeken was. Het was niet alleen dat ze nu niet op dezelfde plek stond. Het was het feit dat ze had gezien wat er met Royce was gebeurd en ze nooit gelukkig kon worden met iemand anders.

      “Ik moet naar Fallsport,” zei Genevieve. Ze hoopte dat deze route haar naar de kust zou leiden. Uiteindelijk zou ze er wel komen en er zou een boot zijn die haar zou brengen naar waar ze heen moest.

      Sheila zou inmiddels al in Fallsport zijn. Genevieve kon naar haar toe gaan en samen zouden ze wel een manier vinden om het beste van deze situatie te maken, ervan uitgaande dát er een beste was. Zou er echt een manier zijn om iets goeds te maken van een scenario waarin ze in verwachting was van Altfors kind, de man van wie ze hield haar in de steek had gelaten en het hele hertogdom een chaos was?

      Genevieve wist het niet, maar met de hulp van haar zus zou ze misschien iets kunnen bedenken.

      Ze vervolgde haar weg over de hei. De honger knaagde aan haar en de vermoeidheid drong door tot in haar botten. Het zou makkelijker te verdragen zijn als ze precies had geweten hoe ver ze nog moest, of waar ze misschien iets te eten kon vinden. Maar de hei leek zich eindeloos voor haar uit te strekken.

      “Misschien moet ik hier gewoon gaan liggen en doodgaan,” zei Genevieve. Hoewel ze dat niet echt meende, was er een deel van haar dat… nee, zo wilde ze niet denken. Dat mocht niet.

      Genevieve dacht mensen te zien in de verte, maar ze liep bij hen vandaan, want een confrontatie kon alleen maar in haar nadeel uitpakken. Ze was een vrouw die in haar eentje door de wildernis liep, een doelwit voor deserteurs, soldaten en zelfs rebellen. Ze was Altfors bruid en de mensen van Royce’ leger hadden geen enkele reden om haar ter wille te zijn.

      Ze liep bij hen vandaan tot ze zeker wist dat ze uit het zicht waren. Ze zou dit alleen doen.

      Maar ze was niet alleen, of wel? Genevieve legde een hand op haar buik, alsof ze het leven kon voelen. Het was Altfors baby, maar ook de hare. Ze moest een manier vinden om haar kind te beschermen.

      Ze bleef lopen terwijl de zon aan de horizon begon te vervagen en de hei in vuur en vlam zette. Maar het was een vuur dat niets deed om Genevieve warm te houden en ze zag de mistige wolkjes van haar adem voor zich. Het zou een koude nacht worden. Dat betekende dat ze in elk geval een soort hol of kuil moest zien te vinden waarin ze zich kon terugtrekken en proberen een echt vuur te maken met turf of varens.

      In het ergste geval zou ze hier sterven, bevroren op een hei die geen medeleven toonde voor de mensen die het gebied probeerden over te steken. Misschien was dat nog wel beter dan stuurloos rondwandelen tot ze doodging van de honger. Een deel van Genevieve wilde hier gewoon gaan zitten en toekijken hoe de lichtjes over de hei dansten, totdat…

Скачать книгу