Скачать книгу

voor ze stierf, een klein, zilveren kruis met een Latijnse inscriptie die ze nooit had vertaald erin gegraveerd. Haar grootmoeder had gezegd dat zij hem had gekregen van haar grootmoeder. Caitlin was niet gelovig, en begreep niet helemaal wat het betekende, maar ze wist dat de ketting honderden jaren oud was, en dat het veruit het waardevolste bezit was dat ze had.

      Caitlin tilde het boven haar shirt, hield het omhoog, maar deed hem niet af.

      “Ik houd hem liever om,” antwoordde ze.

      De bewaker staarde naar haar, zo koud als ijs.

      Plotseling brak er rumoer uit. Er klonk geschreeuw toen een agent een lang, mager kind optilde, hem tegen een muur duwde en toen een klein mes uit zijn zak haalde.

      De beveiliger ging helpen, en Caitlin greep de mogelijkheid aan door de menigte in te glippen, en verder door de hal te lopen.

      Welkom op de openbare school in New York, dacht Caitlin. Geweldig.

      Ze telde nu al af naar de laatste schooldag.

      *

      Het waren de breedste gangen die ze ooit had gezien. Ze kon zich niet voorstellen dat die ooit vol konden zijn, maar toch stonden de kinderen opeengepakt, schouder aan schouder. Er moesten duizenden kinderen in deze gangen zijn, een eindeloze zee van gezichten. Hier was het lawaai nog erger, weerkaatsend van de muren en in een kleinere ruimte. En ze had nog geen ruimte om haar armen omhoog te doen. Ze voelde zich claustrofobisch.

      De bel ging, en het rumoer werd intenser.

      Nu al te laat.

      Ze keek opnieuw op haar rooster, en zag eindelijk het lokaal in de verte. Ze probeerde door de zee van lichamen te komen, maar slaagde er maar niet in. Ten slotte, na een aantal mislukte pogingen, besloot ze maar eens agressief te worden. Ze begon haar ellenbogen te gebruiken en mensen om te stoten, zoals zij ook bij haar deden. Lichaam voor lichaam stak ze de brede hal over, en uiteindelijk duwde ze de zware deur naar het klaslokaal open.

      Ze zette zich schrap toen zij, het nieuwe meisje, te laat binnenstapte. Ze rekende erop dat de leraar haar zou berispen voor het verstoren van een stille klas. Het was dus een schok toen dat niet gebeurde. Het lokaal zat helemaal vol, want het was gebouwd voor 30 kinderen, maar er zaten er 50. Sommigen zaten op hun stoel, terwijl anderen roepend en schreeuwend tussen de tafelgroepen door liepen. Het was een chaos.

      De bel was zeker vijf minute geleden gegaan, maar de slonzige leraar, met zijn verkreukelde pak, was nog niet eens met de les begonnen. Sterker nog, hij zat met zijn voeten op zijn bureau de krant te lezen, en negeerde iedereen.

      Caitlin liep naar hem toe, en legde haar nieuwe pasje op zijn bureau. Ze stond daar, en wachtte tot hij op zou kijken, maar dat deed hij niet.

      Uiteindelijk schraapte ze haar keel.

      “Meneer?”

      Hij deed met tegenzin zijn krant omlaag.

      “Ik ben Caitlin Paine. Ik ben nieuw hier. Volgens mij moet ik u dit geven.”

      “Ik ben maar een invaller,” antwoordde hij, en hij deed zijn krant weer omhoog, zodat hij haar blokkeerde.

      Daar stond ze dan, verward.

      “Dus,” vroeg ze, “….u houdt geen presentielijst bij?”

      “Je leraar is maandag weer terug,” snauwde hij. “Daar zorgt hij wel voor.”

      Caitlin realiseerde zich dat het gesprek was afgelopen, en nam haar pasje terug.

      Ze draaide zich om en keek naar de klas. De chaos was niet gestopt. Als er een lichtpuntje was, was het dat ze niet opviel. Niemand leek om haar te geven, of haar zelfs maar op te merken.

      Aan de andere kant werkte het bekijken van het klaslokaal haar op de zenuwen: er leek geen enkele zitplaats meer over te zijn.

      Ze vermande zich, liep beslist naar een van de tafelgroepen, een paar keer struikelend door schreeuwende, rondspringende kinderen. Toen ze eindelijk achterin het lokaal was, kon ze het in zijn geheel zien.

      Geen enkele lege stoel.

      Ze stond daar, voelde zich een idioot en voelde de andere kinderen die haar begonnen op te merken. Ze was zeker niet van plan om daar de hele les te blijven staan, en de invalleraar leek het helemaal niets te schelen. Ze draaide zich om en keek nog eens, hulpeloos op zoek naar een stoel.

      Ze hoorde een paar tafels verderop gelach, en voelde dat dat om haar was. Ze kleedde zich anders dan deze kinderen, en ze zag er anders uit. Haar wangen warden rood toen ze zich bewust werd dat ze werd opgemerkt.

      Juist toen ze op het punt stond de klas uit te lopen, en misschien wel de school, hoorde zee en stem.

      “Hier.”

      Ze draaide zich om.

      In de laatste rij, naast het raam, stond een lange jongen op van zijn tafel.

      “Ga zitten,” zei hij. “Alsjeblieft.”

      Het werd wat stiller in het lokaal, terwijl de anderen afwachtten hoe ze zou reageren.

      Ze liep naar hem toe. Ze probeerde hem in de ogen aan te kijken—grote, gloeiende groene ogen—maar ze kon het niet helpen.

      Hij was beeldschoon. Hij had een gladde, olijfkleurige huid—ze wist niet of hij zwart, Spaans, blank of een combinatie daarvan was—maar ze had nog nooit zulke gladde, zachte huid gezien, aangevuld door een vierkante kaaklijn. Zijn haar was kort en bruin, en hij was slank. Er was iets aan hem, iets dat hier niet paste. Hij leek breekbaar. Misschien was hij een kunstenaar.

      Normaal werd ze nooit smoorverliefd op mannen. Ze had haar vrienden verliefd zien zijn, en ze had het nooit begrepen. Tot nu.

      “Waar ga jíj dan zitten?” vroeg ze.

      Ze probeerde haar stem onder controle te houden, maar het klonk niet overtuigend. Ze hoopte dat hij niet hoorde hoe nerveus ze was.

      Hij glimlachte breed, waardoor zijn perfecte tanden zichtbaar warden.

      “Nou, hier,” zei hij, en hij verschoof naar de grote vensterbank, slechts een klein stukje verder.

      Ze keek naar hem, en hij keek terug, hun ogen lieten elkaar niet los. Ze probeerde zichzelf te dwingen weg te kijken, maar het lukte haar niet.

      “Bedankt,” zei ze, en ze werd meteen boos op zichzelf.

      Bedankt? Was dat alles dat je kon? Bedankt!?

      “Goed zo, Barack!” schreeuwde. “Geef dat lieve blanke meisje je stoel!”

      Er ontstond gelach, en het lawaai in het lokaal werd plotseling weer groter, terwijl iedereen hen weer begon te negeren.

      Caitlin zag dat hij zijn hoofd liet zakken in schaamte.

      “Barack?” vroeg ze. “Heet je zo?”

      “Nee,” antwoordde hij, en hij werd rood. “Zo noemen ze me alleen. Zoals Obama. Ze vinden dat ik op hem lijk.”

      Ze keek eens goed, en realiseerde zich dat hij écht op hem leek.

      “Dat komt omdat ik half zwart, deels blank en deels Puerto Ricaans ben.”

      “Nou, ik vind het een compliment,” zei ze.

      “Niet op de manier zoals zíj het zeggen,” antwoordde hij.

      Ze bekeek hem, zittend op de vensterbank, zijn zelfvertrouwen doorgeprikt, en ze wist dat hij gevoelig was. Zelfs kwetsbaar. Hij hoorde niet bij deze groep kinderen. Het was gek, maar ze voelde zich haast beschermend tegenover hem.

      “Ik ben Caitlin,” zei ze, terwijl ze haar hand uitstak en hem in de ogen keek.

      Hij keek verrast op, en zijn glimlach keerde terug.

      “Jonah,” antwoordde hij.

      Hij schudde haar stevig de hand. Een tinteling liep omhoog langs haar arm, toen ze zijn gladde huid zich om haar hand heen voelde sluiten. Ze voelde zich alsof ze met hem versmolt.

Скачать книгу