ТОП просматриваемых книг сайта:
Een Rite Van Zwaarden . Морган Райс
Читать онлайн.Название Een Rite Van Zwaarden
Год выпуска 0
isbn 9781632912169
Автор произведения Морган Райс
Серия De Tovenaarsring
Издательство Lukeman Literary Management Ltd
Eindelijk bereikte Gareth het gebouw. Hij greep de massieve, ijzeren hendel met twee handen vast en trok. Zijn wereld begon te draaien, en hij was misselijk van de uitputting. De deur kraakte, en het kostte hem al zijn kracht om de deur open te trekken.
Gareth haastte zich de duisternis in en sloeg de ijzeren deur achter zich dicht. De klap galmde door de ruimte.
Hij greep de fakkel aan de wand, waar hij wist dat hij zat, en stak hem aan. Hij had nu net genoeg licht om te zien waar hij heen ging. Gareth ging de treden af en daalde dieper de duisternis in. Hoe dieper hij ging, hoe kouder en tochtiger het werd. De wind floot door de smalle kieren. Het voelde alsof zijn voorouders naar hem huilden, alsof ze hem berispten.
“LAAT ME ALLEEN!” schreeuwde hij naar hen.
Zijn stem galmde door de crypte.
“JULLIE KRIJGEN SPOEDIG GENOEG WAT JE WIL!”
De wind bleef hardnekkig volhouden.
Gareth daalde af tot hij eindelijk de grote marmeren kamer betrad, waar zijn voorouders in marmeren sarcofagen lagen. Gareth liep met echoënde voetstappen door de ruimte, naar het einde, waar zijn vader lag.
De oude Gareth zou zijn vaders sarcofaag aan diggelen hebben geslagen. Maar nu begon hij, om de één of andere reden, een affiniteit voor hem te voelen. Hij begreep het niet. Misschien kwam het doordat de opium uitwerkte; of omdat hij wist dat hij zelf ook spoedig zou sterven.
Gareth leunde over de sarcofaag en boog zijn hoofd. Tot zijn eigen verassing begon hij te huilen.
“Ik mis u, vader,” jammerde Gareth. Zijn stem echode in de leegte.
Hij huilde en huilde en de tranen stroomden over zijn wangen, tot uiteindelijk zijn knieën het begaven en hij zich in zijn uitputting op de grond liet zakken, leunend tegen de tombe. Gareth legde de fakkel naast zich neer. De vlam werd steeds kleiner, een klein lichtje dat op het punt stond te worden opgeslokt door de duisternis. Gareth wist dat ook hij spoedig door de duisternis verzwolgen zou worden. En dan zou hij eindelijk bij zijn geliefde familie zijn.
HOOFDSTUK VIJF
Steffen liep somber over de eenzame bosweg. Het was hartverscheurend geweest om Gwendolyn zo achter te laten in de Toren van Vluchtelingen. Ze was de vrouw die hij had gezworen te beschermen. Zonder haar was hij niets. Sinds hij haar had ontmoet, had hij eindelijk het gevoel gehad dat hij weer een doel had in het leven: om over haar te waken, om zijn leven aan haar te wijden, als dank voor het feit dat ze hem, een simpele bediende, de kans had gegeven om iets van zijn leven te maken; en bovenal voor het feit dat ze de eerste persoon in zijn leven was die hem niet had veracht en onderschat op basis van zijn uiterlijk.
Steffen was trots dat hij haar had kunnen helpen om veilig de Toren te bereiken. Maar sinds hij haar daar had achtergelaten, voelde hij zich leeg van binnen. Waar moest hij nu heen gaan? Wat moest hij doen?
Nu hij haar niet meer hoefde te beschermen, voelde hij zich doelloos. Hij kon niet terug naar het Koninklijk Hof of naar Silesia: Andronicus had beide steden bezet, en hij herinnerde zich de vernieling die hij had gezien toen hij uit Silesia was gevlucht nog maar al te goed. Al zijn mensen waren tot slaven gemaakt. Het zou geen deugd zijn om terug te keren. Daarbij wilde Steffen niet te ver bij Gwendolyn uit de buurt gaan.
Steffen had al uren lang gelopen, tot hij ineens wist waar hij heen most. Hij volgde de landweg naar het noorden en ging een heuvel op. Vanaf zijn uitkijkpunt zag hij een klein dorpje in de verte liggen. Hij liep erheen, en toen hij zich omdraaide zag hij dat dit dorp precies had wat hij nodig had: een perfect uitzicht op de Toren van Vluchtelingen. Als Gwendolyn de Toren ooit zou verlaten, dan wilde hij in de buurt zijn om haar te vergezellen. Tenslotte had hij trouw gezworen aan haar. Niet aan een leger of aan een stad, maar aan haar. Zij was zijn natie.
Steffen besloot dat hij in het kleine, bescheiden dorpje zou blijven, zodat hij altijd een oogje kon houden op de Toren van Vluchtelingen. Terwijl hij door de poorten liep, zag hij dat het een onbeduidend, arm dorp was. Het lag in de verste buitenwijken van de Ring, zo diep verborgen in het Zuidelijke Bos dat Andronicus’ mannen waarschijnlijk niet eens de moeite zouden nemen om hierheen te komen.
Steffen zag tientallen dorpelingen naar hem staren. Hun gezichten waren getekend door onwetendheid en een gebrek aan medeleven. Ze gaapten hem aan met de bekende verachtende, spottende blikken die hij al kende sinds zijn geboorte. Hij voelde hun ogen branden.
Steffen wilde zich omdraaien en wegrennen, maar hij dwong zichzelf om het niet te doen. Hij moest dicht bij de Toren blijven, en voor Gwendolyn zou hij alles doen.
Eén van de dorpelingen, een potige man van een jaar of veertig, net als de anderen gekleed in vodden, liep op hem af.
“Wat hebben we hier, een soort misvormde man?”
De anderen lachten en liepen ook naar hem toe.
Steffen bleef kalm. Hij had een dergelijke begroeting wel verwacht. Hij had ondervonden dat hoe provincialer de mensen waren, hoe meer ze ervan genoten om hem te bespotten.
Steffen verzekerde zichzelf ervan dat zijn boog klaar was, voor het geval deze dorpelingen niet alleen wreed maar ook gewelddadig waren. Hij wist dat hij meerdere van hen in een oogwenk uit kon schakelen als het nodig was. Maar hij was hier niet voor geweld. Hij was hier om onderdak te vinden.
“Het lijkt erop dat hij meer is dan zomaar een freak, nietwaar?” vroeg een ander, terwijl hij omgeven werd door een steeds groter wordende groep dorpelingen.
“Aan zijn markeringen te zien wel,” zei een ander. “Dat ziet er uit als een koninklijke wapenrusting.”
“En die boog—dat is mooi leer.”
“Om nog maar niet te spreken over de pijlen. Gouden pijlpunten, of niet?”
Ze stopten een paar meter bij hem vandaan en keken hem dreigend aan. Ze herinnerden hem aan de pestkoppen die hem als kind hadden getreiterd.
“Dus, wie ben je, freak?” zei één van hen.
Steffen haalde diep adem, vastberaden om kalm te blijven.
“Ik heb geen kwaad in de zin,” begon hij.
De groep barstte in lachen uit.
“Kwaad? Jij? Wat voor kwaad zou jij ons kunnen aandoen?”
“Je zou onze kippen nog niet eens iets kunnen doen!” lachte een ander.
Het gelach zwol aan en Steffen kleurde rood; maar hij liet zich niet provoceren.
“Ik heb onderdak en voedsel nodig. Ik heb eeltige handen en een sterke rug. Geef me een taak, en ik zal niemand lastig vallen. Ik heb niet veel nodig. Niet meer dan een andere man.”
Steffen wilde zichzelf weer verliezen in simpel werk, zoals hij al die jaren in de kelder van Koning MacGil had gedaan. Het zou hem afleiding bieden. Hij kon hard werken en een anoniem leven leiden, zoals hij had gedaan voordat hij Gwendolyn had ontmoet.
“Jij noemt jezelf een man?” riep één van hen lachend uit.
“Misschien kunnen we hem gebruiken,” riep een ander uit.
Steffen keek hem hoopvol aan.
“Om te vechten tegen onze honden of onze kippen!”
Ze lachten allemaal.
“Dat zou ik wel willen zien!”
“Er is daarbuiten een oorlog gaande, voor het geval jullie het niet gemerkt hadden,” zei Steffen koeltjes. “Ik weet zeker dat zelfs een provinciaal dorpje als dit wel wat extra handen kan gebruiken bij het handhaven van de provisies.”
De dorpelingen keken elkaar verbaasd aan.
“Natuurlijk weten we van de oorlog,” zei één van hen, “maar ons dorp is te