Скачать книгу

voor te bereiden.

      *

      Het begon al te schemeren toen hij het adres bereikte dat hem aan de telefoon was opgegeven. De zonsondergang in Parijs wierp lange schaduwen over de boulevard. 187 Rue de Stalingrad was een bar in het 10e arrondissement, Féline genaamd, een aftandse kroeg met beschilderde ramen en barsten in de voorgevel. Het stond aan een straat die verder ook kunstgalerijen, Indiase restaurants en bohemienne cafés huisde.

      Reid pauzeerde even met zijn hand tegen de deur. Als hij hier naar binnen ging, was er geen weg terug. Hij kon nog altijd weg gaan. Nee, bedacht hij, dat kon hij niet. Waar zou hij heen gaan? Terug naar huis, zodat ze hem simpelweg weer konden oppakken? En leven met deze rare visioenen in zijn hoofd?

      Hij ging naar binnen.

      De muren van de bar waren zwart en rood geschilderd en bedekt met posters uit de jaren vijftig van grimmig ogende vrouwen met sigarettenhouders en silhouetten. Het was te vroeg, of misschien te laat, om er druk te zijn. Er liepen een paar klanten rond die in gedempte tonen spraken en beschermend over hun drankjes gebogen zaten. Melancholieke bluesmuziek speelde zachtjes op een stereo achter de bar.

      Reid observeerde de tent van links naar rechts en weer terug. Niemand keek zijn kant op, en al helemaal niemand leek op de types die hem hadden gegijzeld. Hij ging zitten aan een klein tafeltje achterin en ging zo zitten dat hij de deur kon zien. Hij bestelde koffie, hoewel het grotendeels voor hem bleef staan dampen.

      Een gekromde oude man gleed van een kruk af en hinkte de bar door richting de toiletten. Reid voelde dat zijn blik door de beweging werd aangetrokken en de man begon te bekijken. Achter in de zestig. Heupdysplasie. Gelige vingers, moeilijk ademend – een sigaarroker. Zijn ogen vlogen naar de andere kant van de kroeg zonder zijn hoofd te bewegen, waar twee ruig uitziende mannen in overalls een zacht maar fel gesprek hadden over sport. Fabrieksarbeiders. Die links heeft slaaptekort, waarschijnlijk heeft hij jonge kinderen. De man rechts heeft pas nog gevochten, of op z’n minst iemand een dreun verkocht; zijn knokkels hebben blauwe plekken. Hij merkte op dat hij, zonder te denken, de zoom van hun broek, hun mouwen en hoe ze met hun elleboog op tafel zaten zat te bestuderen. Iemand die een pistool op zak heeft zal het beschermen, proberen te verbergen, zelfs onbewust.

       Reid schudde zijn hoofd. Hij begon paranoïde te worden, en deze aanhoudende niet-eigen gedachten hielpen niet. Maar toen dacht hij terug aan de vreemde gebeurtenis betreffende de drogist, het oproepen van de locatie daarvan enkel door de vermelden dat hij eentje moest vinden. De academicus in hem roerde zich. Misschien kan je hier iets van leren. In plaats van je ertegen te verzetten moet je je misschien ervoor openstellen.

      De serveerster was een jonge, vermoeid ogende vrouw met bruine lokken met klitten erin. “Stylo?” vroeg hij toen ze hem voorbij liep. “Ou crayon?” Pen of potlood? Ze reikte in haar haarkluwen en vond een pen. “Merci.”

      Hij streek een servetje glad en plaatste de punt van de pen erop. Dit was geen nieuwe vaardigheid die hij nooit eerder had geleerd; dit was een tactiek van Professor Lawson, eentje die hij al vele malen in het verleden had gebruikt om zich iets te herinneren en beter in zijn geheugen op te slaan.

      Hij dacht terug aan zijn conversatie, als dat het juiste woord was, met de drie Arabische ontvoerders. Hij probeerde niet te denken aan hun dode ogen, het bloed op de vloer, of het dienblad met de scherpe werktuigen bedoeld om wat voor waarheid hij volgens hen bezat uit hem te snijden. In plaats daarvan concentreerde hij zich op de verbale details en schreef de eerste naam op die in hem opkwam.

      Toen prevelde hij het hardop. “Sjeik Mustafar.”

       Een Marokkaanse geheime locatie. Een man die zijn hele leven slechts weelde en macht had gekend, die minderbedeelden als vuil behandelde, hen onder zijn schoen vertrapte als vuil – nu in zijn broek scheet omdat hij weet dat je hem tot aan zijn nek in het zand kan begraven en niemand ooit zijn botten zou vinden.

       “Ik heb je alles verteld dat ik weet!” dringt hij aan.

       Tuttut. “Mijn informatie vertelt een ander verhaal. Vertelt dat je een hele hoop meer weet, maar dat je misschien bang bent voor de verkeerde mensen. Moet je es horen, Sjeik…mijn maatje in de kamer hiernaast? Hij begint een beetje zenuwachtig te worden. Het punt is, hij heeft een hamer – ’t is maar een klein dingetje hoor, een rotshamertje, net zoals geologen gebruiken? Maar het werkt super op kleine beenderen, knokkels…”

       “Ik zweer het!” De sjeik wringt nerveus zijn handen. Je herkent het als een tic. “Er waren andere gesprekken over de plannen, maar die waren in het Duits, Russisch…ik verstond er niets van!”

       “Ach, jeweetwel, Sjeik…een kogel klinkt hetzelfde in iedere taal.”

       Reid kwam met een schok terug in de aftandse kroeg. Hij had een droge keel. De herinnering was intens geweest, zo levend en helder als welke herinnering dan ook waarvan hij zeker wist dat hij die echt ervaren had. En dit was zijn stem in zijn hoofd geweest, die zo achteloos liep te dreigen en dingen zei waarvan hij nooit gedroomd had dat hij ze tegen een ander zou zeggen.

      Plannen. De sjeik had zeker iets gezegd over plannen. Wat voor vreselijk iets ook in zijn onderbewuste liep te zeuren, hij had een sterk gevoel dat het nog niet gebeurd was.

      Hij nam een slokje van zijn inmiddels lauwe koffie om zijn zenuwen te kalmeren. “Oké,” zei hij tegen zichzelf. “Oké.” Tijdens zijn ondervraging in de kelder hadden ze gevraagd naar zijn medeagenten in het veld, en waren er drie namen door zijn hoofd geflitst. Hij schreef eentje op, en las het toen hardop voor. “Morris”.

      Ogenblikkelijk doemde een gezicht voor hem op, een man van begin dertig, knap om te zien en zich daar terdege van bewust. Een arrogante halve grijns met een kant van zijn mond. Donker haar, gekapt om hem jonger te doen lijken.

      Een privelandingsbaan in Zagreb. Naast je rent Morris. Jullie hebben allebei jullie pistool getrokken, met de lopen naar de grond gericht. Je mag die twee Iraniërs niet het vliegtuig laten bereiken. Morris richt tijdens het rennen en vuurt twee schoten af. Een raakt een kuit en de eerste man valt op de grond. Je haalt de andere in en gooit hem met geweld tegen de grond aan…

      Een andere naam. “Reidigger.”

      Een jongensachtige glimlach, keurig gekamd haar. Een klein buikje. Het overgewicht zou hem beter staan als hij een paar centimeter langer was geweest. Krijgt flink wat plagerijen te verduren, maar ondergaat die goedmoedig.

      De Ritz in Madrid. Reidigger dekt de gang terwijl jij de deur intrapt en de bommenlegger verrast. De man grijpt het pistool op het bureau, maar jij bent sneller. Je breekt zijn pols…Later vertelt Reidigger je dat jij het geluid in de gang kon horen. Zijn maag was ervan omgekeerd. Iedereen lachte.

       De koffie was nu koud geworden, maar Reid merkte het nauwelijks. Zijn vingers beefden. Er was geen twijfel over mogelijk; wat er ook met hem aan het gebeuren was, dit waren herinneringen – zijn herinneringen. Of die van iemand. Die ontvoerders hadden iets uit zijn nek gesneden en het een geheugenonderdrukker genoemd. Dat kon niet waar zijn; dit was hij niet. Dit was iemand anders. Hij kreeg de herinneringen van iemand anders, vermengd met zijn eigen herinneringen.

      Reid plaatste de pen weer op het servetje en schreef de laatste naam op. Hij zei het hardop: “Johansson.” Een gestalte zwom zijn gedachten binnen. Lang blond haar, verzorgd en glanzend. Gladde, mooie jukbeenderen. Volle lippen. Donkergrijze ogen. Een visioen flitste…

      Milaan. Avond. Een hotel. Wijn. Maria zit op het bed met haar benen onder haar gevouwen. De bovenste drie knoopjes van haar blouse staan open. Haar haar is in de war. Je hebt nooit eerder opgemerkt hoe lang haar wimpers zijn. Twee uren geleden zag je haar nog twee mannen in een vuurgevecht ombrengen, en nu is het Sangiovese en Pecorino Toscano. Jullie knieën raken elkaar bijna aan. Haar blik kruist de jouwe. Jullie zwijgen allebei. Je kan ik het in haar ogen zien, maar ze weet dat jij het niet kan. Ze vraagt naar Kate…

       Reid kromp ineen toen een plotselinge hoofdpijn kwam opzetten die zich over zijn schedel verspreidde als een donderwolk. Tegelijkertijd vervaagde en verdween het visioen. Hij perste zijn ogen samen en greep een hele minuut lang zijn slapen vast totdat de hoofdpijn was verdwenen.

      Wat was dat nou weer?

Скачать книгу